uit het magazine

Hoe kunnen we overstromingen door extreme rivierafvoer voorkomen? Een oud plan van waterstaatsingenieur Gé Beaufort ligt weer op tafel. 


In december van dit jaar is het dertig jaar geleden dat een extreem hoge afvoer in de Rijn en de Maas bijna tot overstromingen leidde. Door overvloedige regenval in het stroomgebied steeg de topafvoer in de Rijn tot boven de elfduizend kubieke meter per seconde, dat is vijf keer het gemiddelde. Ruim een jaar later werd die waterhoeveelheid nog eens overtroffen, met een afvoer bij Lobith van ruim twaalfduizend kubieke meter per seconde. Uit voorzorg werden 250.000 mensen geëvacueerd. 

In reactie op de bijna-watersnood ontwikkelde Rijkswaterstaatsingenieur Gé Beaufort indertijd een alternatief plan om extreme hoeveelheden water naar de Noordzee te kunnen afvoeren. Het plan kreeg de naam WaterSnelwegWaal. Uitgangspunt van het plan was om extreme hoeveelheden rivierwater snel en op natuurlijke wijze via één beveiligde route naar zee te leiden. In aangepaste vorm is het plan nu weer actueel geworden - en ligt het eindelijk als officieel discussiestuk op tafel bij de Deltacommissaris.


Overstromingen voorkomen

‘Het snel naar zee afvoeren van deze watermassa’s is de enige mogelijkheid om overstromingen in het rivierengebied te voorkomen’, stelt Beaufort, inmiddels gepensioneerd.

Dat de huidige trend juist ook is gericht op het zoveel mogelijk vasthouden van water, hoeft uitvoering van het plan niet in de weg te zetten, stelt de ingenieur. ‘Het plan is niet strijdig met de strategie om regenwater vast te houden waar dit valt, door de natuurlijke omgeving te herstellen, door herbebossing en door het afzien van ontwatering van moerassen.’
 

Dit is niet het volledige artikel. Het hele verhaal staat in De Ingenieur van augustus 2023. Neem eens een proefabonnement van drie nummers voor 25 euro.


Rechtstreeks naar zee

De beoogde afwatercorridor begint voor de Rijn al bij Lobith aan de Duitse grens, om vervolgens via de Waal, Merwede en Hollands Diep te eindigen bij de spuisluizen van het Haringvliet in Zuid-Holland. De corridor hoeft in de zienswijze van Beaufort pas in werking te treden als de afvoer nog hoger dreigt te worden dan in 1995, tot mogelijk boven de zestienduizend kuub per seconde. 

De rivierwatercorridor volgt de bestaande ­rivieren Boven-Rijn, Waal, Boven-Merwede, Nieuwe-­Merwede, Hollands Diep en Haringvliet. Tijdens extreme rivierafvoeren wordt het grootste deel van Rijn- en Maaswater rechtstreeks naar zee geleid en via de Haringvliet-spuisluizen daarop geloosd. Oók bij extreem hoge zeespiegelstand én bij zeespiegelstijging. ‘Spuien op zee via deze spuisluizen is altijd mogelijk, ook bij een stormvloed’, stelt Beaufort.

Door bij extreem hoge waterstanden de afvoer op de Waal te concentreren, hoeven alleen daar de dijken fors te worden versterkt. Kaart: Ruud Vogelesang


Eenvoudig en drastisch

Het Plan Beaufort, zeg de initiatiefnemer, is even eenvoudig en drastisch als eerder de Afsluitdijk en de Delta­werken. Grootste gemeenschappelijke deler: elk van de drie vergroot de veiligheid door een combinatie van sterke en hoge dijken en dijkverkorting. Hierdoor staan er veel minder kilometers dijk bloot aan hoog water.

Omdat de Waal volgens het plan soms veel meer water te verwerken krijgt, zullen de dijken langs die rivier fors moeten worden versterkt. Maar dijkversterkingen langs andere rivieren, zoals die nu worden uitgevoerd in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, kunnen juist achterwege blijven, stelt Beaufort: daar wordt de toevoer zodanig gedoseerd dat de huidige dijken ruimschoots voldoende veiligheid bieden.
 

Kennisprogramma Zeespiegelstijging
Het plan Beaufort maakt deel uit van een van de drie oplossingsrichtingen die momenteel worden bestudeerd in het Kennisprogramma van de Deltacommissaris en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. ‘Zeespiegelstijging maakt de versterkingsopgave van de dijken een stuk groter. Niet alleen aan de kust, maar ook langs de rivieren landinwaarts, tot voorbij Tiel’, zegt Jos van Alphen, stafmedewerker van de Deltacommissaris en projectleider van een deel van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. ‘Dan wordt het interessant om die versterkingsopgave te concentreren op de dijken van één van die rivieren, en dat is wat Beaufort voorstelt.’
In het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt op dit moment al gewerkt aan het versterken van vijftienhonderd kilometer dijk, met name langs de rivieren. Dat blijft noodzakelijk, benadrukt Van Alphen. Dat programma gaat immers uit van de huidige normafvoergolf, met een top van ongeveer zestienduizend kubieke meter per seconde. Het plan van Beaufort moet juist bescherming bieden op die zeldzame momenten dat de toekomstige afvoer nóg hoger is – wat volgens de klimaatmodellen steeds vaker zal voorkomen. ‘Het surplus wordt dan over de Waal afgevoerd’, legt Van Alphen uit.


Cruciale kraan

‘Mijn plan behelst een dijkverkorting van vijftienhonderd kilometer’, stelt Beaufort. Op een totale lengte van tweeduizend kilometer rivierdijken zou dat een ongekende veiligheidswinst betekenen. Ter vergelijking: de bouw van de Afsluitdijk gaf indertijd een dijkverkorting van vijfhonderd kilometer, terwijl de complete Deltawerken de dijken met in totaal zevenhonderd kilometer verkortten.

Een enorme afstand, maar nog niet de helft van wat Plan Beaufort voor de rivierdijken in ons land zou betekenen. Juist die dijkverkorting heeft als gevolg dat er minder kilometers dijken aan gevaarlijk oncontroleerbaar hoog water kunnen komen bloot te staan.

 

MEER LEZEN OVER HET PLAN BEAUFORT?

Het volledige artikel vindt u in het augustusnummer van De Ingenieur. Koop hier de digitale versie voor €9,50 of neem een abonnement!


Foto boven: De cruciale ‘kraan’ in het plan van Beaufort, die het water de juiste rivier in moet sturen, zou komen te liggen in het Pannerdensch Kanaal. Credit: Jan Koolen/Rijkswaterstaat

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.