Uit het magazine

Is de globalisering te ver doorgeschoten? Corona, de oorlog in Oekraïne en de kortstondige Suez-blokkade hebben duidelijk gemaakt dat onze afhankelijkheid van met name Azië kwetsbaar is. Kunnen we producten weer zelf gaan maken? Een aantal bedrijven geeft het goede voorbeeld.

 

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw verplaatsten veel Nederlandse bedrijven hun meest arbeidsintensieve activiteiten naar lagelonenlanden, zoals China en India. Wat hier een onacceptabel loonbod was, gold daar als vorstelijk salaris. Met outsourcing of offshoring viel veel geld te besparen.

Maar in de loop der tijd kwamen ook de nadelen aan het licht. De kwaliteit van de producten en de werkomstandigheden van de arbeiders liet te wensen over, en de CO2-uitstoot van het over de wereld slepen van goederen had een grote impact op het klimaat. Daarnaast stegen, met het welvarender worden van China en India, ook daar de lonen. Waarom halen we niet een deel van de productie terug?

 

Corona

En toen kwam corona. De wereldhandel stokte, China ging op slot, veel fabrieken gingen dicht, en de fabrieken die nog wel door konden draaien bleken opeens gebrek te hebben aan allerlei buitenlandse onderdelen of producten. Opeens was de noodzaak van reshoring of nearshoring geen vraag meer, maar een gegeven.

De Tweede Kamer diende een motie in, met de opdracht aan het kabinet om uit te zoeken of en hoe reshoring te stimuleren is. Nederland is veel te afhankelijk geworden van andere landen, was de insteek. Dat gold niet alleen voor de maakindustrie, maar ook voor grondstoffen, zoals vorig jaar bleek uit de gascrisis die ontstond door de oorlog in Oekraïne.

Ook de ontwikkelingen rond robotisering speelde het enthousiasme voor reshoring in de kaart, goedkope werknemers zijn hierdoor steeds minder vaak nodig.  

 

Leveringszekerheid

Alles op eigen bodem produceren maakt een land onafhankelijk. Maar in hoeverre kan dat inderdaad en is het wel écht wenselijk? En zijn ook daar weer nadelen aan verbonden?

In 2020 boog de Sociaal-Economische Raad (SER) zich over dit vraagstuk. De adviesraad voor de regering en het parlement merkte op dat offshoring zorgen gaf bij de overheid vanwege de effecten op de werkgelegenheid en de kwetsbaarheid van onze economie.

Het zou goed zijn als in elk geval de leveringszekerheid van essentiële goederen zoals medische producten en medicijnen is gewaarborgd, maar het al dan niet terughalen van bedrijfsactiviteiten uit het buitenland is toch vooral een strategische afweging van de bedrijven zelf. Wel is het belangrijk daarbij zoveel mogelijk in Europees verband samen te werken, benadrukte de SER in zijn advies. En, waarschuwt de raad nog: alle productie naar onze eigen regio verplaatsen maakt ons weer kwetsbaarder voor calamiteiten ter plekke.

 

Risicospreiding

De bedrijven zochten inderdaad hun eigen weg. Want hoewel ook zij baat hebben bij een robuuste productieketen, hoeft reshoring niet altijd de beste manier te zijn om die in stand te houden.

Naast het terughalen van de productie naar eigen land, maakt ook het verdelen van fabrieken over meerdere landen een bedrijf minder kwetsbaar. Hoe meer landen, hoe weerbaarder het bedrijf – maar zelfs één extra land toevoegen naast China, kan al veel schelen. ‘China + 1’, is deze vorm van risicospreiding gaan heten. Ook is er friendshoring, waarbij bedrijven hun productie wel outsourcen, maar dan alleen naar landen waarvan geen politieke problemen te verwachten zijn.

Een andere strategie is het aanleggen van grotere voorraden van onderdelen of essentiële producten, om te voorkomen dat een bedrijf bij plotselinge problemen van het ene moment op het andere zonder komt te zitten. Dit propageert de Nederlandse overheid momenteel bijvoorbeeld voor bepaalde medicijnen – terwijl het de steun aan (te dure) Nederlandse medicijnbedrijven intussen terugschroeft.

 

Dit is niet het volledige artikel. Het hele verhaal staat in De Ingenieur van juli 2023. Interessant? Neem eens een proefabonnement van drie nummers voor 25 euro.

 

Terug in eigen land

Toch zijn ze er wel: bedrijven die sinds kort producten in Nederland maken. Om welke sectoren het vooral gaat moet nog blijken – de meeste activiteiten zijn pas na de coronacrisis op gang gekomen. Wel zijn er bepaalde bedrijfskenmerken die reshoring aantrekkelijk maken. Een bedrijf dat concurreert op prijs zal minder snel terugkeren naar Nederland dan een bedrijf dat concurreert op kwaliteit en dus grip op de productieketen wil hebben.

Reshoring is gunstiger naarmate activiteiten een hogere mate van automatisering hebben, omdat dat de loonkosten minder belangrijk maakt. En bedrijven die gebruik maken van specifieke Nederlandse kennisinstituten kunnen veel voordeel hebben van een bedrijfslocatie in de regio.

De Ingenieur ging op bezoek bij drie bedrijven die reshoring in de praktijk brengen, en elk aan een of meer van deze kenmerken voldoen: Solarge, die circulaire lichtgewicht zonnepanelen produceert, Carice Cars, die elektrische cabriolets bouwt, en VDL Bike Frame Technologies die op volledig geautomatiseerde wijze fietsframes maakt. Waarom produceren ze in Nederland, waar lopen ze tegenaan en hoe lopen de zaken?

 

Circulaire zonnepanelen uit Weert

Het bedrijf Solarge uit Weert maakt recyclebare zonnepanelen. Met dit Nederlandse product zijn op termijn minder nieuwe grondstoffen nodig.
Beeld: Solarge

 

Carice Cars bouwt elektrische cabrio’s

Na jaren van ontwikkeling is Nederland een elektrisch automerk rijker. De eerste serie was direct uitverkocht.
Beeld: Carice cars

 

Flexibel fietsframes produceren

De meeste fietsframes worden gemaakt in Azië. Maar door vergaande automatisering is VDL Groep erin geslaagd de productie van aluminium frames weer in Nederland te doen.
Beeld: VDL Groep

 

Openingsbeeld: Depositphotos

 

Meer lezen over Solarge, Carice Cars en VDL Groep?

Lees het volledige artikel in het julinummer van De Ingenieur. Koop hier de digitale versie voor €9,50 of neem een abonnement!

 

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.