Het afsluiten van de Nieuwe Waterweg met een sluizencomplex levert robuuste veiligheid, verlaagt de kosten en creëert een omvangrijke zoetwaterbuffer. Dat stelt ir. Frank Spaargaren, vooruitlopend op het Deltaprogramma dat volgende week tijdens Prinsjesdag wordt gepresenteerd.


Het sluizencomplex in het Noordzeekenaal.

De Nieuwe Waterweg afsluiten, de slagader van de Nederlandse economie, de entree van de Rijn waaraan Rotterdam zijn positie als grootste haven van Europa heeft te danken – je moet wel erg stevig in de schoenen staan om zoiets voor te stellen. ‘Dat maakt het ook tot zo’n belangrijke kwestie’, zegt ir. Frank Spaargaren, ‘want je praat over dichtbevolkt stedelijk gebied dat economisch van groot belang is, maar dat ook precies de plek is waar het water zich ophoopt bij hoogwater vanuit zee gecombineerd met hoge afvoer van de rivieren. Door de Nieuwe Waterweg af te sluiten creëren we robuuste veiligheid en zijn we in staat om in perioden met langdurige droogte Nederland van voldoende zoet water te voorzien.’

Nu Nederland zich opmaakt om te besluiten over het waterbeheer van onze delta voor de komende eeuw – op Prinsjesdag presenteert deltacommissaris Wim Kuijken zijn voorstellen – ziet Spaargaren zich genoodzaakt aan de bel te trekken. Hij was indertijd hoofd van de Oosterscheldewerken en treedt nu naar buiten als woordvoerder van een groep ingenieurs die indertijd ook op leidinggevende posities waren betrokken bij de bouw van de Oosterschelde- en Maeslantkering. De afgelopen jaren heeft de groep zich ontpopt als ons nationale waterstaatkundige geweten. Zij waren degenen die Rijkswaterstaat erop wezen dat het onderhoud aan de bodem rond de Oosterscheldekering tekortschoot, en werden daarin na de nodige vijven en zessen in het gelijk gesteld. Zij stelden aan de orde dat Rijkswaterstaat door alle reorganisaties zijn waterbouwkundige expertise dreigde te verliezen, waarop de minister met maatregelen kwam. Spaargaren en de zijnen worden dusdanig serieus genomen dat zij de afgelopen maanden diverse gesprekken hebben gevoerd met directeur-generaal Jan Hendrik Dronkers van Rijkswaterstaat en minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu.
 
Het Deltaprogramma gaat over nieuwe normen voor de dijken, ruimte voor de rivier en verbetering van de zoetwatervoorziening. Vanwaar jullie focus op de Nieuwe Waterweg?

‘Het al dan niet afsluiten is een van de hoofdkeuzes, omdat die consequenties heeft voor het hele watersysteem in de Zuidwestelijke Delta. Zo’n wezenlijk besluit hoort centraal te staan in de politieke besluitvorming in het parlement, met zicht op alle mogelijke consequenties. De deltacommissaris heeft de optie van afsluiten in 2012 betrekkelijk gemakkelijk terzijde geschoven door de kosten voor de bouw en van de hinder voor de scheepvaart flink ruim te nemen, terwijl de kosten van dijkverhoging onder de oude normen toen nog gematigd waren. Nu is er opnieuw gerekend en ziet het plaatje er heel anders uit. In de voorstellen van de deltacommissaris moeten de dijken in het gebied flink onder handen worden genomen, wat is becijferd op zo’n 5,5 miljard euro. De kosten voor een oostelijk gesitueerde sluizencomplex zijn minder hoog en de hinder voor de scheepvaart is beperkt. Je hebt tegelijkertijd veel minder dijkversterking nodig. Ons voorstel blijkt nu twee miljard goedkoper dan dat van de deltacommissaris. Dergelijke hoge investeringen wegen voor de politiek en voor de belastingbetaler zwaar.’
 
Misschien is het met die dijken wel veiliger?

‘Ook dat is niet zo, en dat is eigenlijk ons voornaamste punt. De veiligheid geeft in ons plan de doorslag. Als je op systeemniveau kijkt, dan creëren we een situatie waarbij we de rivier bij hoge afvoeren de ruimte geven om grotendeels af te stromen, terwijl de gesloten keringen in het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg de storm buiten houden. Zorg je daar niet voor, dan loopt de waterstand in het Rijnmondgebied en bij de Drechtsteden op. Het gebied is als het ware een badkuip die volloopt, terwijl de afvoer dicht zit.’
 
Maar we hebben toch de Maeslantkering om de stormvloed buiten de deur te houden?
‘Zeker, alleen die heeft door allerhande oorzaken een faalkans van 1:100. Dat betekent dat er een gerede kans bestaat dat de kering vanwege gebreken in de besturing of de mechaniek niet sluit. Terwijl de deltacommissaris de overstromingskans van de dijken in het gebied terecht een norm van 1:100 000 geeft, hebben we een voordeur die met een kans van 1:100 kan falen. Dat is niet met elkaar te rijmen. Die faalkans heeft ook tot gevolg dat het plan van de deltacommissaris om rivierwater in het Volkerak-Zoommeer te bergen, nauwelijks effect heeft op de waterstand.’
 

De Maeslantkering.

Jullie zijn degenen die de Maeslantkering hebben gebouwd, dus …


‘Wacht even, hij is de jaren negentig gebouwd zoals hij is ontworpen, toen voldeed hij. We kijken er nu anders tegenaan, met hogere rivierafvoeren, zeespiegelstijging en vooral strengere eisen voor de dijken.’
 
Bij een afgesloten Nieuwe Waterweg kan het water van de rivieren ook niet naar zee, dus dat lost niets op.

‘Dat doet het wel, want we houden gegarandeerd het aanstormende zeewater buiten de deur en voeren het water van de rivieren af naar het Volkerak-Zoommeer, wat de deltacommissaris ook doet, en vervolgens via een spui in de Philipsdam naar de Oosterschelde. Daarmee vergroten we het gebied dat tijdelijk water kan opvangen, zeer aanzienlijk. Als we bovendien pompen installeren, bij de sluizen in de Nieuwe Waterweg en bijvoorbeeld de Haringvlietdam, dan kan het rivierwater ook bij storm naar zee. Het effect van al die maatregelen samen is dat we onder de meest extreme omstandigheid van een rivierafvoer van de Rijn van 18 000 m³/s het hoogwaterpeil grofweg berekend 1 m verlagen – let op: ten opzichte van de huidige situatie! We ontlasten daarmee de achterliggende dijken in het gebied zeer aanzienlijk, en dat is voor de veiligheid pure winst.’
 
Maar niet voor de haven.

‘Inderdaad, de haven ondervindt hinder, maar overdrijf die niet. Wij hebben de sluizen ter hoogte van de Beneluxtunnel ingetekend, wat betekent dat de Petroleumhavens en dergelijke voor zeeschepen bereikbaar blijven. Terwijl de deltacommissie indertijd rekende met 80 % gehinderde zeevaart, is dat met onze locatie van de sluis nog maar 20 %. En de verwachting is toch dat zee-activiteiten in de oostelijke havens zich naar het westen verplaatsen. De binnenvaart heeft wel met de sluizen te maken, wat op een reis van een tot twee dagen richting Duitsland met vaak een dag wachttijd in de haven een extra 30 tot 45 minuten betekent. Dat is te overzien. Bovendien maken we naar het Volkerak-Zoommeer een open verbinding, dus daar vallen de wachttijden weg. Maar zeker, voor de haven vormen sluizen een nadeel. Het is aan de politiek om te kiezen wat het zwaarste weegt. Dat geldt ook voor de ecologische gevolgen van afsluiting van de Nieuwe Waterweg.’
 
Een voordeel is dat er minder zout water ons land binnenkomt.

‘Dat is inderdaad een ander belangrijke pre van ons plan. Bij extreme droogte dringt via de Nieuwe Waterweg zout ver het riviersysteem binnen, waardoor de zoetwatervoorziening in problemen kan komen. Het Deltaprogramma voorziet in een aantal praktische maatregelen, waardoor we de ergste nood kunnen lenigen, maar of we het daarmee redden? Het is niet voor niets dat de landbouworganisaties vragen om een stresstest van het zoetwatersysteem. Door afsluiting van de Nieuwe Waterweg creëren we een aanzienlijk robuustere situatie, die elke stresstest met glans zal doorstaan.’
 
Het woord ‘robuust’ is een paar keer gevallen. Dat zijn de nieuwe dijknormen van de deltacommissaris toch ook?

‘Zeker, en daar doe ik niets aan af. Er is mooi rekenwerk geleverd met modellen die aangeven aan welke norm een dijk moet voldoen. Maar wij hebben veel meer naar het watersysteem gekeken. En dan blijkt dat je door het afsluiten van de Nieuwe Waterweg in staat bent de hoogwaterstanden flink te verlagen, waardoor de dijken minder worden belast. Daarmee kun je ook nog eens aanzienlijke kosten besparen op een dijkverzwaringsprogramma, waarvan je weet dat dat bij de betrokken bewoners altijd een lastig verhaal is. Daarom vinden we ook dat onze optie net zo serieus en grondig moet worden gemodelleerd en doorgerekend als nu is gebeurd met de optie van niet afsluiten, zodat het parlement in staat is de voors en tegens goed af te wegen.’
 
HET PLAN-SPAARGAREN
 
Zet een sluis in de Nieuwe Waterweg, dat is goed voor zowel de veiligheid als de zoetwatervoorziening van Nederland, zo luidt in het kort het plan dat ir. Frank Spaargaren, prof.ir. Kees d’Angremond, ir. Age Hoekstra, ir. Jan van Oorschot, ing. Cees Vroege en prof.drs.ir. Han Vrijling aan minister Melanie Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu hebben voorgelegd. Zij reageren daarmee op het volgende week te presenteren Deltaprogramma, dat afsluiting van de Nieuwe Waterweg afwijst en de veiligheid waarborgt met een omvangrijk dijkverzwaringsprogramma.

Het sluizencomplex ter hoogte van de Beneluxtunnel zorgt ervoor de het hoogwater vanaf zee niet in het achterland kan doordringen. In een situatie met tegelijkertijd hoge rivierafvoeren stroomt het water richting het Volkerak-Zoommeer, terwijl een grote spui-opening in de Philipsdam het rivierwater verder afvoert naar de Oosterschelde. Pompen in het sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg en de Haringvliet- of Philipsdam maken het mogelijk rivierwater ook bij hoge zee af te voeren. Het gecombineerde effect van deze maatregelen is dat de hoogwaterstand bij Rotterdam 1 m lager uitkomt, van de huidige NAP + 3,6 m naar + 2,6 m.

Het nieuwe Deltaprogramma rekent met een hoogwaterstand die ligt op NAP + 4,4 m – een verhoging van 0,8 m dus. Dat verschil heeft vooral te maken met de Maeslantkering. Die hoort een stormvloed tegen te houden, maar heeft een faalkans van 1:100, zodat met een hoogwaterstand moet worden gerekend alsof de Maeslantkering er niet is. Vanwege die hoogwaterstand is er een zeer omvangrijk dijkverzwaringsprogramma nodig om ervoor te zorgen dat de waterkeringen in de drukbevolkte delta voldoen aan de gewenste veiligheidsnorm. Inclusief andere maatregelen in het gebied brengt dat de investeringskosten in het Deltaprogramma in totaal op 7,3 miljard euro tot 2100. Die van het plan-Spaargaren komen naar schatting inclusief pompen en dergelijke op zo’n 5,3 miljard.

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.