Ondernemers uit het mkb hebben een optimistische visie over verduurzaming van de chemie. Zij zien kans daarin voorop te lopen, bijvoorbeeld met de resten van koffie.

De maatschappij roept om verduurzaming. Kan de Nederlandse chemie daar iets mee, terwijl die het toch al zo moeilijk heeft door de concurrentie met andere werelddelen? Misschien is het wel andersom en biedt de noodzaak van verduurzaming de industrietak juist kansen om voorop te blijven lopen. De vereniging van de chemische industrie VNCI legde die keuze voor aan enkele duurzame pioniers.
 



Zo is er het jonge bedrijf Pectcof, een spin-out van de Wageningen Universiteit die pectine en andere chemische stoffen wil winnen uit het afval van koffieplantages. Nadat de koffiebonen daar zijn gescheiden van vruchtvlees en schil, moeten die laatste als afval worden verwerkt. In de praktijk wordt het op grote schaal gedumpt, vertelde mede-oprichter Rudi Dieleman, omdat de boeren moeten betalen voor de verwerking.
 
Pectcof denkt dat er met de waardevolle stoffen uit de pulp juist geld te verdienen valt. Bioraffinageprocessen die het bedrijf heeft ontwikkeld, kunnen er voedselingrediënten, biochemicaliën en -brandstoffen van maken. De bedoeling is niet om zelf te gaan produceren – ‘We kunnen niet concurreren met de grote producenten’ – maar om de technologie in licentie aan fabrikanten te verkopen.
 


E-Stone Batteries is  heel ander voorbeeld: een start-up die opslag van zonne- en windenergie gemakkelijker wil maken door de nikkelijzerbatterij nieuw leven in te blazen. Notabene Edison patenteerde die al in 1906. Volgens mede-oprichter Vera Bachrach van E-Stone heeft het bedrijf een oud probleem opgelost dat aan die batterij kleefde: het ontstaan van waterstof tijdens gebruik. De NiFe-accu van E-Stone heeft dat nadeel niet en is onderhoudsvrij. Dat maakt seze batterij beter geschikt voor energieopslag dan de bekende loodzuur- en lithiumionbatterijen, die zo hun eigen nadelen hebben op het gebied van toxiciteit, levensduur, kosten en herkomst van grondstoffen. Bachrach noemt haar NiFe-batterij de ‘Russische tractor onder de batterijen’: relatief lowtech, met een zeer lange levensduur en bestand tegen zo’n beetje elke gebruiksstijl. Nikkel en ijzer zijn daarbij gemakkelijk winbare, niet-toxische grondstoffen.
 


Een ander bedrijf dat voor innovatie juist naar ‘lowtech’ kijkt is het sinds 1938 bestaande familiebedrijf Ursa Paint. De firma streeft ernaar om de dingen zo simpel mogelijk te maken, in de woorden van directeur Machiel van Westerhoven. Die filosofie heeft geleid tot de muurverf EVA (Einde Van Afval), die voor ruim 97 procent uit gerecyclede verfresten bestaat.
 
Het idee om de verfrestanten die bij afvalscheidingsstations binnenkomen te hergebruiken bestond bij fabrikanten al langer, legt Van Westerhoven uit. Zij wilden de resten vermengen met nieuwe verf om zo de productiekosten te drukken. Toen bleek dat het sorteerproces de restanten daarvoor te duur maakte, verloren ze hun interesse.
 
Ursa Paint besefte dat het een ander verhaal werd als de verf bijna compleet uit resten zou bestaan; dan werd het productieproces veel simpeler. Zo kan het bedrijf de EVA-verf tegen een concurrerende prijs produceren. Het denken vanuit businesscases alleen leidt volgens Van Westerhoven vaak tot niets, omdat alle aandacht naar – lastige –  producttechnische innovatie gaat. Terwijl versimpeling van processen ook een vorm van vernieuwing is. Zijn conclusie: ‘Innovatie vanuit een morele visie is effectief.’
 
Of er nu een morele visie achter zit of niet, vernieuwingen in de chemie zijn blijkbaar in alle hoeken en gaten te vinden. Dat is goed nieuws voor zowel de duurzaamheid als de Nederlandse industrie. (Timo Können)
 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.