De exacte plek waaraan vliegveld Schiphol zijn naam en ligging heeft te danken, is nauwkeurig te traceren. Vanuit de lucht, maar ook worstelend langs de met manshoge brandnetels begroeide oever van de Ringvaart. Het stukje Ringvaart tussen het viaduct van de A9 en de Schipholdraaibrug is opvallend breed. Die verbreding gaf tussen 1846 en 1934 ruimte aan het Fort aan het Schiphol, een toren die op een bolwerkachtige verdedigingswal in de Ringvaart stond, onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Het fort in de noordoostelijk hoek van de polder werd vernoemd naar het land dat in 1447 voor het eerst in stukken opdook als Schiphol.

Het Fort Schiphol.

Nog geen tien jaar na de geslaagde vliegpoging van de Amerikaanse gebroeders Wright had het Nederlandse leger in april 1913 zijn eerste bescheiden Luchtvaartafdeling (LVA) opgezet. De Luchtvaartafdeling was gestationeerd op het vliegterrein bij Soesterberg, maar de dreigende oorlog maakte de aanleg van een nieuw militair vliegveld noodzakelijk. In het geval van een invasie zou het vliegend materieel veilig teruggetrokken moeten worden achter de Hollandse Waterlinie, het liefst binnen de Stelling van Amsterdam.

In augustus 1914 had men een geïmproviseerd vliegveld ingericht in de Achtersluispolder, even ten oosten van het militaire Hembrugterrein in Zaandam. Maar met het invallen van de winter bleek de bodem te zompig voor een vliegveld. Dat betekende dat de eerste commandant van de Luchtvaartafdeling, kapitein Hendrik Walaardt Sacré, verder moest met zijn speurtocht naar een geschikte locatie. De eerste mogelijkheid die zich aandiende, was op het net opgespoten Eiland Zeeburg. De locatie in de noordoostelijke hoek van de gemeente Amsterdam lag voor de hand, omdat de marine het nog maagdelijke kunstmatige eiland deels in gebruik had genomen als oefenterrein. Maar deze historische kans op een vliegveld binnen de stadsgrenzen ging aan Amsterdam voorbij, omdat de grond te duur was.

De volgende mogelijke locatie was in het noorden van de Haarlemmermeerpolder bij Zwanenburg. Waarom de onderhandelingen over deze locatie strandden, is niet bekend. Maar waarschijnlijk speelde de zuinigheid van het ministerie van Oorlog opnieuw een rol.

De eerste barakken op vliegveld Schiphol.

Op 25 januari 1916 meldde commandant Walaardt Sacré in zijn dagboek: ‘Naar Amsterdam geweest om terrein bij Schiphol te bezichtigen. Dit terrein is goed.’ Het betrof de landbouwgrond van boer Gerrit Knibbe, pal onder het wakend oog van Fort Schiphol, daar waar nu nog altijd Schiphol-Oost ligt. ‘Naar Amsterdam om landingsterrein te zien. Schiphol gekozen’, schreef Walaardt Sacré op 4 maart. Voor de som van 55 290 gulden en 40 cent kwamen de percelen van 12 ha in handen van de Staat. De sloten werden gedempt, enkele loodsen en barakken geplaatst, en op 19 september 1916 werd het vliegveld met de landing van drie vliegtuigen in gebruik genomen.

Al snel was duidelijk dat men aan het aangekochte land niet genoeg had. De ‘Algemeene Mobilisatie’ bood de juridische mogelijkheid met grote voortvarendheid het land van boer Knibbes buren te onteigenen. Aan het einde van de oorlog in 1918 behoorde Schiphol met een oppervlakte van 60 ha tot de grootste vliegvelden van Europa. De locatie Fort Schiphol is de bakermat, de navel van de moderne luchthaven. En hoewel de queeste naar een alternatieve locatie zou uitgroeien tot een rode draad in zijn geschiedenis, maakte Schiphol zich nooit volledig los van zijn oorsprong.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.