Bij ongewijzigd beleid gaan de kosten van bodemdaling in veengebieden in de miljarden lopen, zo waarschuwt het Planbureau voor de Leefomgeving in het rapport Dalende bodems, stijgende kosten. Schade aan huizen en infrastructuur moet worden hersteld en er zijn nieuwe funderingen nodig. De kosten zijn in stedelijk gebied verreweg het hoogst.


De Nederlandse bodem, die toch al voor een flink deel onder de zeespiegel ligt, daalt hard. In veengebieden (9 % van Nederland is laagveen, aldus het rapport) is de daling het sterkst. In steden in Noord- en Zuid-Holland zakt de bodem door het gewicht van huizen en de belasting van wegen met enkele millimeters per jaar. Dit zorgt voor schade aan gebouwen en infrastructuur.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) pleit in het rapport Dalende bodems, stijgende kosten voor een proactieve aanpak van het probleem. Dat levert minder kosten op dan afwachten wat er gebeurt en achteraf de schade moeten herstellen. Dat laatste is nu regelmatig het geval in steden en dan is vaak onduidelijk wie de schade moet betalen; de gemeente, bedrijven of particuliere huiseigenaren.
 

Investeren in onderzoek en innovatie

Met het rapport wil het PBL de overheid dan ook aansporen om meer te investeren in onderzoek en innovatie op het gebied van ruimtelijke ordening, wegen- en woningbouw en waterbeheer. Dat is noodzakelijk om de kosten van bodemdaling op lange termijn (2050) beheersbaar te houden. Als er niets verandert kunnen de kosten van schadeherstel en onderhoud aan infrastructuur in 2050 zijn opgelopen tot ruim 5 miljard euro, becijfert het PBL. De kosten voor het herstellen van zwakke funderingen van huizen kunnen zelfs oplopen tot 16 miljard euro. ‘Dit bedrag is een serieus knelpunt voor gemeenten, bedrijven en huiseigenaren’, meldt het rapport met gevoel voor understatement.
 

Melkveehouderij

Ook buiten de steden, in landelijk gebied, zorgt de bodemdaling voor problemen. De daling van de waterstand komt daar door de intensieve melkveehouderij, een sector die belang heeft bij een lage grondwaterstand. Die zorgt er namelijk voor dat het land goed te berijden is met tractoren, dat het gras niet te veel schade oploopt door vertrapping en dat het gras lekker groeit.

Nadeel van de lage waterstand is dat veengrond droog komt te liggen. Dat zorgt voor inklinking (met 8 mm per jaar) van de slappe bodem, door oxidatie van de organische stof. Tegelijk komt uit het veen meer CO2 vrij als het niet onder water staat. Als gevolg van de bodemdaling schat het PBL de extra kosten voor de waterschappen voor waterbeheer tot 2040 op 200 miljoen euro.

In het landelijke gebied is er ook wat te doen aan de bodemdaling. Onderwaterdrainage zorgt voor een halvering van de bodemdaling, terwijl de opbrengst van de landbouw gelijk blijft. Een tweede mogelijke maatregel is het gelijk houden van het grondwaterpeil. Dit gaat echter wel ten koste van de opbrengst van het land.
 

Funderingen op de schop

In steden die kampen met wegzakkende gebouwen en wegen moeten de funderingen op de schop. Het PBL pleit voor slimme verbouwingen: ‘Funderingen kunnen worden aangepakt als een gebied voor herstructurering toch op de schop moet.’ Bij nieuwbouw zijn er meer mogelijkheden. Ten eerste helpt een strategische locatiekeuze; daarbij kun je rekening houden met de aanwezige ondergrond. Verder is de manier van bouwen van invloed op het beperken van de bodemdaling. Worden er lichtere constructies gebruikt, dan is de verzakking minder. Bij wegen valt te denken aan restricties in het gebruik van een weg door bijvoorbeeld zwaar verkeer om te leiden via wegen die op minder drassige bodem liggen.

 

Verwachte daling en stijging van het Nederlandse landoppervlak tot 2050. Dit is een optelling van de natuurlijke en
de door menselijk handelen opgewekte bodembewegingen © TNO-NITG


Openingsfoto: veenweide met koeien. Foto Hans Middendorp

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.