Het rapport waar de NOS-verslaggever op zondag 5 oktober mee wapperde over die vier tot vijf miljard euro die wind op zee gaat kosten, was al anderhalve week eerder aan de publiciteit vrijgegeven. Het ging om een studie van de adviesbureaus Decisio en Witteveen + Bos (W+B) naar de maatschappelijke kosten en baten van windlocaties op zee buiten of binnen de 12-mijlszone.

Primaire taak van die studie was om de voor en nadelen van dichter bij de kust of juist verder weg in kaart te brengen, ten behoeve van de besluitvorming van de minister. Die maakte mede op basis van dit rapport bekend dat er grote geconcentreerde locaties zijn aangewezen rond de 12 mijls-grens. Volgens de minister zijn de nadelen daarvan te overzien, en leidt die locatiekeuze tot lagere kosten.

Terug naar dat rapport van Decisio en W+B. Bij die maatschappelijke kosten en baten worden allerhande effecten in rekening gebracht: investeringskosten van het windpark, de opbrengsten, enzovoorts. Daar liggen vaak allerhande aannames aan ten grondslag, bijvoorbeeld de hoogte van de discontovoet, het rentepercentage dat bovenop een investering wordt gelegd die zich in de loop der tijd moet terugverdienen. Voor zover die aannames zijn te betwisten, doet dat er niet zo veel toe wanneer het gaat om het tegen elkaar afwegen van alternatieven die met dezelfde aannames werken. Dat is precies wat de studie beoogde.
Maar goed, in de kosten- en batenanalyse hoort nu eenmaal te staan wat de uiteindelijke kosten en baten zijn, en die komen uit op 4 tot 4,5 miljard euro negatief bij een 6 GW offshore windpark.

Een verrassing is dat niet, want dat is ook precies de reden waarom die offshorewind fors subsidie krijgt, en die subsidie blijft buiten de kosten-batenanalyse. Navraag leert dat de uitkomst van de studie niet heel veel anders is dan wat eerder in het kader van de subsidieregeling al was berekend, dus als gezegd, die negatieve uitkomst levert geen verrassing.

Ruim een week later, hoe dat precies is gelopen ben ik nog niet achter, maakt de NOS een nieuwsitem van die 4 tot 4,5 miljard, waarbij het CPB meedeelt dat het milieu er ook nog eens niks mee op schiet, zie mijn blog daarover.

Alsof de duivel er mee speelde, een dag na het NOS-item publiceerde de NWEA, de belangenbehartiger van de windsector, een studie van het Centrum voor Energiebesparing CE Delft en Ecofys over de verschillende maatschappelijke kosten- en batenanalyses rond windenergie.
Zij signaleren dat verschillen in uitkomsten vooral bepaald worden door de aannames over:

+ de elektriciteitsprijs: wordt er vanuit gegaan dat die gelijk blijft of gaat stijgen? Dat maakt veel uit voor de baten van een windpark. In de studie van Decisio en W+B wordt met een omgekeerd effect rekening gehouden: hoe harder het waait, dus hoe meer een windpark produceert, hoe lager de elektriciteitsprijs. Goed voor de gebruiker van elektriciteit, kun je zeggen, maar voor de kosten-en batenanalyse van het windpark pakt dat negatief uit.

+ inschatting van de kostenverlaging van windturbines op zee. Bereikt de sector dat snel, of pas op het allerlaatste moment, of helemaal niet. Dat maakt veel uit voor de investeringskosten. De studie van Decisio en W+B gaat er van uit dat die kostenverlaging in 2023 is bereikt: de turbines die nu worden geplaatst zijn dus duurder dan die over tien jaar worden neergezet.

+ geldt het vermijden van CO2-uitstoot als een maatschappelijke baat? De meeste kosten-batenanalyses, ook die van Decisio en W+B, hangen daar geen bedrag aan, dus die CO2-reductie telt in de uitkomst niet mee. Zou dat wel gebeuren, dan klapt de uitkomst al snel om en levert de kosten- en batenanalyse wel een positief saldo.

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.