column

 

Wat is vanuit het oogpunt van duurzaamheid en energieverbruik beter: de oude kerstverlichting nog maar weer een jaar ophangen of nieuwe, spaarzame ledjes kopen, vraagt columnist Rolf Hut zich af.

 

‘Moeten we die oude niet eens wegdoen?’ Vertwijfeld kijken mijn ouders me aan, in hun handen rust de veertig jaar oude kerstverlichting met gloeilampjes. ‘Want die nieuwe ledjes gebruiken toch minder stroom?’

Ik ben blij dat die boodschap bij hen is aangekomen. Maar het antwoord op hun vraag is niet zo simpel. Waar hangen die lampjes? Buiten? Ja, dan is led sowieso beter. Binnen? Dan wordt het een stuk ingewikkelder. 

De oude gloeilampjes gebruiken zestig watt, een vergelijkbaar ledsetje gebruikt maar tien watt. Die vijftig watt extra wordt allemaal omgezet in warmte. Nu wordt het ingewikkeld: als je groene stroom koopt, maar je huis warm stookt op gas en de verwarming aanstaat wanneer de kerstverlichting brandt, dan is het (dus) beter voor het milieu om de oude lampjes aan te zetten.

Wie in plaats van gas een moderne warmtepomp gebruikt om het huis warm te houden, moet de volgende berekening doen: hoeveel watt stroom heeft de warmtepomp nodig om ­vijftig watt aan warmte het huis in te pompen? De meeste pompen hebben een efficiëntie tussen de twee- en vijfhonderd procent: voor één watt aan stroom wordt twee tot vijf watt aan warmte het huis ingepompt, en de buitenlucht dus evenveel afgekoeld.

Al met al een complexe berekening voor de afweging of led-kerstverlichting beter voor het milieu is dan die oude gloeilampjes toch nog maar een keer in de boom hangen.

Ingenieurs met een specialisatie in deze levens­cyclusanalyse zijn hard nodig om ons te helpen de goede keuzen in de energietransitie te maken

Dit is alleen nog maar de berekening van het elektrisch vermogen. Bij het aanschaffen van nieuwe spullen, en dus ook nieuwe kerstverlichting, speelt nog iets: je gooit de oude weg terwijl ze nog goed werken. De nieuwe lampjes moeten wel eerst worden gemaakt, waardoor je ook de milieulasten van dat productieproces moet meenemen in de berekening.

Ze moeten dus een afweging maken tussen de oude gloeilampjes gebruiken tot ze stuk gaan en dan pas een nieuwe ledset kopen, of nu al nieuwe set kopen. Daarbij mogen de productiekosten van de oude lampjes niet worden meegenomen: dat zijn wat economen noemen ‘gezonken kosten’ en dat geldt ook voor de milieulasten. Het is het soort berekening waarmee ik mijn ouders liever niet lastig val. 

Hetzelfde soort berekeningen komt om de hoek wanneer er op industriële schaal over milieulasten moet worden nagedacht. Wegen de milieulasten van de productie van zonnepanelen en een gigantische (lithium?)batterij op tegen de milieulasten van een fabriek die nog een paar jaar op een gasgenerator draait?

Het zijn lastige, maar essentiële berekeningen om een goede keuze te maken. Ingenieurs met een specialisatie in deze levens­cyclusanalyse zijn hard nodig om ons te helpen de goede keuzen in de energietransitie te maken.

Vaak is de conclusie overigens wel dat overschakelen op nieuwere, zuinigere apparaten of energiebronnen loont. Maar niet altijd. En dat moeten we goed in de gaten houden.

In de woorden van de oude sokpop Kermit: It’s not easy being green...


Tekst: Rolf Hut, universitair hoofddocent aan de TU Delft, maker, spreker en schrijver
Beeld: Depositphotos

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.