column

Niemand wil nog een gewone fiets, weet de fietsenverkoper van columnist Marcel Möring.


Mijn zuster kwam langs en bracht een fiets mee. Zij en haar man hebben er een stuk of twaalf in de schuur staan, van elektrische forensenfiets tot mountainbike en alles daar tussenin, dus aan een boom zo vol geladen miste er eentje niet.

‘Dan kunnen jullie samen fietsen’, zei ze.

Mijn vrouw had een week of wat eerder een nieuwe fiets gekocht, made in Drachten. Ik doe het al jaren zonder. Ik houd niet van fietsen. Als het dan toch wielen heeft, waarom er geen motor ingezet? Maar nu moest ik, vanwege die fiets van mijn zus.

Het was een extreem sportief model dat mij vooral thuis leek op het soort steile bospaden dat wij in Friesland niet hebben. Toen ik er op ging zitten moest ik me bijna dubbel vouwen. Volgens mijn zuster zou dat wel wennen.

Omdat ik ‘van de spullen’ ben, ging ik een dag later naar de fietsenwinkel, waar ik een helm kocht, een slot, een reparatiesetje en iets wat nog het meest op een Zwitsers zakmes leek, maar waarmee je een fiets geheel kon ontmantelen. Bij de plaatselijke ‘wij hebben alles’-winkel vond ik een tasje dat aan de stang kon worden gehangen. Ik was er helemaal klaar voor.

Die middag fietsten we een proefrondje door het dorp. Daarna ging ik op de bank liggen met een aspirientje tegen de rugpijn. Mijn gedachten keerden terug naar mijn jeugd, toen ik mij ’s avonds na het eten vaak terugtrok in de schuur, waar ik aan mijn fiets sleutelde. Van fietsen hield ik niet, maar ik kon eindeloos aan mijn fiets werken: een easy ­rider-stuur, nieuwe handgrepen, andere banden, een beter zadel, een andere voorvork.

Ik knutselde een contraptie in elkaar die ik met een draad vanaf mijn stuur kon inschakelen, waarna een halve wasknijper tussen de spaken klapte en roffelend op een oud tabaksblikje een kloeke imitatie van motorgeluid voortbracht. In de winter droeg ik de oude motorhandschoenen van mijn grootvader, zwarte leren gevaarten met enorme polskappen. In gedachten was ik een eenzame motorrijder op eindeloos lange wegen door een kaal en onverbiddelijk landschap.

Niemand wil nog een gewone fiets

Halverwege het eerste jaar op de middelbare school klapte ik op een ochtend met mijn fiets tegen een auto. Ik vloog over de motorkap, krabbelde weer op en stond toen oog in oog met een zichtbaar geschrokken bestuurder. Yvette, met wie ik elke ochtend naar school reed, keek onthutst toe. De automobilist was een vriendelijke man, die mijn geschonden fiets en mij inlaadde en ons thuis afzette. Het frame van de fiets was geknikt, waardoor de voorvork een stuk naar achteren was gekomen.

Er kon mee worden gereden, maar de stuuruitslag was nogal extreem geworden. De fiets hield het vol tot ik op een zomerse middag met mijn dromerige hoofd achterop een stilstaande auto knalde. De fiets was total loss en ik had mijn kaak gekneusd, maar dat weerhield mij er niet van om, dan maar achterop bij een vriend, mee te gaan naar het zwembad, want daar hadden we met een paar meisjes afgesproken.

Zodra ik op de fiets stap dwalen mijn gedachten af en rijd ik in een waas van dagdromen door het verkeer. Het is voor iedereen beter als ik wandel.

Desondanks ging ik op zoek naar een nieuw rijwiel, want mijn vrouw houdt wel van fietsen en vindt het fijn als ik meega. Bij een lokale winkel ving ik in de showroom bot. Er stonden alleen elektrische fietsen.

‘Ach, mijnheer’, zei de verkoopster met een blik op mij alsof ik om een nieuw petroleumstel had gevraagd, ‘niemand wil nog een gewone fiets.’

Ze had ‘achter’ nog wel een gebruikte staan. Achter bleek een binnenplaatsje waar zich een trieste verzameling verworpenen ophield in diverse staten van ontbinding. Er was een fiets in mijn maat, maar die moest eerst worden opgeknapt en de verkoopster kon niet zeggen wanneer dat ooit gebeurde. Ik begaf mij peinzend over de elektrificatie van de fiets naar huis.

Onderweg herinnerde ik mij wat Lenin ooit had gezegd, op het achtste congres van de Communistische Partij van Rusland: ‘Communisme is Sovjetmacht plus elektrificatie van het hele land.’ Ik heb nooit een hoge pet op gehad van hem, maar wat de fiets betreft zat hij goed.


Tekst: Marcel Möring. Begin 2025 verschijnt zijn roman Mordechai, het verhaal van een schrijver met een onstilbare honger naar vrijheid
Portret: Harry Cock

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.