Drs. Ed Nijpels blijkt meer met het werk van ingenieurs te hebben dan menig ander oud-politicus. Hij is de waakhond van het Energieakkoord en schuwt controversiële standpunten niet, ook als die tegen zijn eigen partij in gaan, bijvoorbeeld over rijden met 130 km/h. Vandaag vertrekt hij als voorzitter van branchevereniging NLingenieurs.

Bij zijn aantreden signaleerde Nijpels dat ingenieursbureaus zich nogal bescheiden opstellen. ‘Ik merk dat de grote bureaus die bescheidenheidsmantel hebben afgeworpen. De wereld is zo concurrerend geworden dat je jezelf wel in de etalage moet zetten, anders haal je geen projecten binnen. En de bureaus doen dat goed: ze behoren tot de meest vooraanstaande in de wereld, er wordt naar hen geluisterd, en er is haast geen project op het gebied van havens, luchthavens, waterbeheer en energie waar de Nederlandse bedrijven geen grote rol in spelen.’

Toch zitten die ingenieursbureaus niet bij de bekende praatprogramma’s op tv.

‘Voor de gemiddelde Nederlanders is inderdaad nog te weinig zichtbaar dat het de ingenieurs zijn die zorgen dat ons land technisch functioneert. Je merkt het ook aan de beloning: als je ziet wat ingenieurs bijdragen aan de oplossing van maatschappelijke problemen, dan worden ze nog steeds onderbetaald. Ik erger me eraan dat de samenleving zo onzorgvuldig met zijn vakmensen omgaat.’

Misschien ligt het ook aan de houding van de ingenieurs zelf als die uitstralen: luister maar naar mijn technische oplossing, dan komt het wel goed.

‘De ingenieur is inderdaad overtuigd de beste oplossing te bieden. Dat is ook waarvoor ingenieurs op aarde zijn. Maar tegelijk moet die ingenieur zich realiseren dat hij weliswaar de beste technische oplossing kan hebben, maar als hij die niet weet over te dragen, dan is het einde oefening. De mondigheid van mensen is zo groot dat die een factor op zich is geworden. Je kunt duizend keer aantonen dat bijvoorbeeld de opslag van CO2 onder Barendrecht veilig is, als de mensen dat gewoon niet geloven, dan gaat het niet door. Daar kun je je over opwinden, maar het is de nieuwe realiteit.’

Er is huiver voor CO2-opslag, mensen willen geen windturbines in de buurt, het winnen van schaliegas is taboe; overal waar er consequenties zijn voor de directe omgeving, leggen mensen de risico’s onder het vergrootglas. Dat maakt het voor ingenieurs die op die terreinen werkzaam zijn wel erg lastig.

‘De politiek is daar in belangrijke mate schuldig aan. Die doet zijn uiterste best de burger wijs te maken dat we een risicoloze samenleving hebben, maar die hebben we niet. We lopen elke dag elk moment risico’s, zeker in een land waar we zo veel activiteiten op zo’n klein oppervlak hebben geconcentreerd. Je mag van de politiek verlangen die risico’s te beperken, maar risico’s 100 % uitsluiten gaat niet. Zeg dat dan ook. Bij elk incident zie je dat er om extra maatregelen wordt geroepen. Ik maak zelden mee dat iemand durft te zeggen: heel vervelend, dat incident, maar we accepteren het zoals het is. Op allerlei terreinen hebben we risicobeleid. Je weegt de risico’s altijd af tegen wat het oplevert. Maar in de politieke arena is die afweging kennelijk heel slecht te maken.’

‘Ik ken slechts één uitzondering bij een onderwerp dat volgens mij precies het verkeerde was, namelijk de verhoging van de maximum snelheid naar 130 km/h. Daar accepteerde een Kamermeerderheid, waaronder mijn partij, dat het risico op verkeersslachtoffers groter zou worden. De redenering daarbij was: het past beter bij de belevingswaarde van de automobilist. Ik heb daarover in een column geschreven: al die Kamerleden moeten als een kind van drie jaar is doodgereden tegen de ouders zeggen, helaas maar het past beter bij onze belevingswaarde!’

Rijkswaterstaat wil dat de markt met technische oplossingen komt. Daardoor krijgen de ingenieursbureaus een zwaarder takenpakket.

‘Ik vind dat Rijkswaterstaat die nieuwe rol uitstekend invult; de dienst is een voorbeeld voor de overheid als geheel. Inderdaad, de oplossingen moeten nu van de ingenieursbureaus komen. Maar ik plaats wel een belangrijke kanttekening: bij dit model hoort niet dat je alleen aan de goedkoopste gunt. Je zou naar een systeem moeten waarbij de prijsdiscussies nauwelijks een rol speelt. Je kiest voor de beste oplossing, en dat zal vaak de goedkoopste zijn, maar dat hoeft niet altijd. Bij de overheid speelt echter: het zijn belastinggelden, dus we betalen niet te veel. Dat is een spanningsveld waarvoor niet zomaar een oplossing bestaat.’

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.