Uit het magazine

Zolang kinderen transparante informatie krijgen over wat een robot precies is, zullen ze de machine niet als levend wezen met menselijke eigenschappen gaan beschouwen. Dat neemt niet weg dat kinderen toch een vriendje in de robot kunnen zien. Maar is dat erg?


‘In de kast? Een hele week?’ Vertwijfeld keken de kinderen psycholoog Sari Nijssen van de Radboud Universiteit in Nijmegen aan. Was ze echt zo gemeen dat ze de robot waar zij de hele middag mee in de weer waren geweest nu in het donker ging opsluiten? Nijssen had weliswaar net uitgelegd dat de robot niks meer was dan een bewegende pop, maar toch vonden de kinderen het zielig. Communicatiewetenschapper Caroline van Straten van de Universiteit van Amsterdam herkent het. ‘Zelfs al weten kinderen dat een robot niks denkt of voelt, toch leven ze met hem mee.’ 

Beide onderzoekers deden promotieonderzoek naar de interactie tussen robots en kinderen. Beiden verdedigden ze hun proefschrift afgelopen november, geheel toevallig in precies dezelfde week. En beiden gebruikten ze Nao-robots voor hun onderzoek – witte poppen van pakweg zestig centimeter hoog, die wel menselijke trekjes hebben maar meer op stripfiguren lijken.

 

Bezorgde wetenschappers

 

Langzaam maar zeker vinden robots hun weg in de samenleving. Tot voor kort voerden ze vooral mechanische taken uit, zoals het in elkaar zetten van auto’s, het onschadelijk maken van bommen en het assisteren van chirurgen bij operaties. Maar de trend om ook sociale taken aan robots uit te besteden rukt op. In het onderwijs wordt hier bijvoorbeeld al druk mee geëxperimenteerd (zie kader Robots in de klas). En dus is het zaak om in de gaten te houden wat de interactie met robots met de kinderen doet. 

 ‘Als je wetenschappers vraagt naar de wenselijkheid van sociale interactie tussen kinderen en robots, krijg je zeer uiteenlopende reacties’, zegt Van Straten. ‘Sommigen zien nauwelijks bezwaren, anderen zijn zeer bezorgd over de gevolgen.’ De bezorgde wetenschappers benadrukken de kwetsbaarheid van kinderen, die een robot ten onrechte als een menselijk, levend vriendje zouden zien. Kinderen zijn in hun ogen niet in staat te begrijpen dat een robot gewoon een machine is, ook als dat er uitdrukkelijk bij wordt verteld. 

 

Schuldgevoel

 

Dat laatste klopt echter niet, concludeerden beide wetenschappers uit hun onderzoek. Kinderen gaan anders met robots om als iemand ze eerlijk vertelt dat die geen menselijke eigenschappen hebben, zoals gevoelens of zelfbewustzijn, dan wanneer ze denken dat dat wel het geval is. Nijssen: ‘Wat je vertelt over de robot, bepaalt het gedrag van het kind. Hoe zeer de robot op een mens lijkt, maakt veel minder uit.’ 

Zelf keek Nijssen onder meer naar de bereidheid van kinderen om stickers met robots te delen. Ze deed bijvoorbeeld een experiment met twee robots, waarbij ze de kinderen vertelde dat een van de robots wel gevoelens had en de andere niet. De robot met gevoelens kreeg verreweg de meeste stickers, zag Nijssen, maar de andere werd niet helemaal overgeslagen. Nijssen: ‘Waarom dat gebeurde, werd me pas duidelijk toen ik de kinderen er naar vroeg. Het was omdat de robot met emoties zich anders misschien schuldig zou gaan voelen.’

 

Openingsbeeld: Depositphotos

 

MEER LEZEN OVER HOE KINDEREN OP ROBOTS REAGEREN?

Het hele verhaal is te lezen in het februarinummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.