Het Gemini-windpark is vandaag officieel in gebruik genomen. Met 600 MW is het een van de grotere op zee, en het vormt de wegbereider naar goedkopere offshore windstroom.

Het Gemini-windpark bestaat uit 150 windturbines van elk 4 MW en ligt 85 km uit de Groningse kust, aan de grens met het Duitse continentale plat op de Noordzee. Verwacht wordt een opbrengst van 2600 GWh; zo’n 2,5 % van de totale Nederlandse elektriciteitsproductie.


Dure categorie

Het project kreeg zijn vergunning nog voor de totstandkoming van het Energieakkoord. Daarin is onder meer vastgelegd dat de prijs van de offshore windstroom met 40 % omlaag moet. Het Gemini-park hoorde met een stroomprijs van € 170/MWh nog tot de duurdere categorie.

De genoemde prijs ligt veel hoger dan de marktprijs voor elektriciteit. Het verschil wordt overbrugd met een subsidie van in totaal 4,5 miljard euro gedurende de vijftien jaar dat het windpark stroom produceert.

Het Gemini-park moest overigens wel zelf voor zijn stroomaansluiting naar de wal zorgen. Bovendien ligt het park - zeker in vergelijking met de andere Nederlandse parken voor de Hollandse en Zeeuwse kust - ver weg op zee.


Lagere kosten

Ondanks de relatief hoge stroomprijs geldt het Gemini-park, samen met windpark Luchterduinen bij Noordwijk (129 MW), als een belangrijk startpunt van de prijsdaling van offshore windstroom. Voor Siemens, de leveranciers van de turbines, viel het park samen met de overgang naar de windturbine als een standaard industrieel product. ‘We gaan van het bouwen van megawatts naar het creëren van een business case bij een dalende prijs’, verklaarde David Molenaar, verantwoordelijk voor de winddivisie van het elektronicaconcern indertijd in De Ingenieur. Voor de concurrerende turbineleveranciers als Vestas en Mitsubishi geldt hetzelfde.
 

Van Oord liet het windturbine-installatieschip Aeolus bouwen.


Ook de bedrijven die de turbines installeren, zijn de kosten flink omlaag aan het brengen. Zo liet Van Oord een speciaal schip bouwen voor de installatie van windturbines, de Aeolus, en een speciaal schip voor het leggen van de stroomkabel naar land, de Nexus. Het bedrijf is inmiddels in staat de installatie van de turbines veel sneller uit te voeren dan bij de eerste windparken. (Bij een windpark op zee zijn die installatiekosten een vijfde van die van de investeringskosten van de turbine en fundering.)


Zonder subsidie

Sinds de aanbesteding van Gemini en ook Luchterduinen is de prijs van offshore windstroom flink omlaag gegaan. Voor Borssele I en II (samen 700 MW) bood het Deense energiebedrijf Dong een prijs van € 72,2/MWh (lees: 'Laagterecord kostprijs offshore windenergie'). Borssele III en IV (ook samen 700 MW) werd door een Nederlands consortium onder leiding van Shell binnengehaald voor een prijs van € 54,4/MWh (lees: 'Shell bouwt windpark voor nieuw laagterecord'). Daar zitten overigens niet de kosten bij voor de stroomaansluiting van de windparken naar de wal; die neemt netbeheerder TenneT voor zijn rekening.

Ook verwierf Dong onlangs de bouw van twee Duitse offshore windparken van elk 240 MW tegen nul cent subsidie. Datzelfde deed het Duitse energiebedrijf EnBW met een Duits windpark van 900 MW. Deze parken worden pas in 2025 opgeleverd. Beide bedrijven gaan ervan uit dat de kosten van offshore wind tegen die tijd nog verder zijn gedaald, waardoor er geen subsidie meer nodig is.

Het Gemini-windpark is eigendom van een consortium dat onder leiding staat van het Canadese energiebedrijf Northland Power. De andere aandeelhouders zijn Siemens, Van Oord en HVC, de grootste afvalinzamelaar van Nederland.

 

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.