uit het magazine

Een van de grootste ingenieursbureaus van Nederland, Royal HaskoningDHV, viert zijn 140ste verjaardag. Elk aspect van de gebouwde omgeving is het werk van ingenieurs, zegt ceo Erik ­Oostwegel. ‘Juist omdat we die wereld mogen maken, kunnen we het maar beter meteen heel erg goed doen.’ 


Wat doet een ingenieursbureau eigenlijk? Veel mensen, ook techniekstudenten, hebben geen idee, zegt Erik Oostwegel, sinds 2013 ceo van een van de grootste ingenieurs- en adviesbureaus van Nederland, Royal HaskoningDHV, dat dit jaar 140 jaar bestaat.

We spreken elkaar in het monumentale gebouw waar voorheen de faculteit Mijnbouw van de Technische Universiteit Delft was gevestigd. Royal HaskoningDHV neemt het gebouw over en gaat het in drie jaar tijd volledig verbouwen. Vanaf 2024 nemen zo’n achthonderd werknemers die nu nog in kantoren in Rotterdam en Den Haag zijn gevestigd er hun intrek.

‘We gaan het gebouw volledig Parijs-proof maken’, zegt Oostwegel. ‘Ik ken geen enkel ander Rijksmonument dat volledig klimaatneutraal is.’

Erik Oostwegel
1984-1991:
studie Werktuigbouwkunde aan de Technische Universiteit Delft
2014-heden
lid adviesraad Deltas, Infrastructures & Mobility Initiative (DIMI), dat vitale infrastructurele voorzieningen voor waterveiligheid en slimme mobiliteit ontwikkelt
1992-heden: 
werkzaam bij (voorlopers van) Royal Haskoning­DHV, sinds 2013 als ceo

Kunt u al die mensen die niet goed begrijpen wat een ingenieursbureau doet helderheid verschaffen?
‘Wat een aannemer doet snapt iedereen, maar de kennis over ingenieursbureaus is vaak erg beperkt, merk ik als ik met studenten of mensen uit het bedrijfsleven spreek. Ons product lijkt soms abstract. Ik leg dan uit dat ons leven zich afspeelt in de gebouwde omgeving en dat bureaus als het onze die maken. Van de wekker­radio die je ’s ochtends wekt, via de warme douche waar je vervolgens onder stapt, de weg waarover je naar het station fietst en de intercity die je naar je werk brengt: achter elk van die zaken zit een wereld van techniek. Wij zijn dag en nacht bezig om dat mogelijk te maken.’ 

Bestaat er zoiets als een eigen bedrijfs-DNA?
‘Wij hebben een breed portfolio en zijn dus bij al die aspecten van de leefomgeving betrokken. Juist daarom kiezen we ervoor om het dan maar direct heel erg goed te doen, op een manier die duurzaam is, houdbaar, prettig en fatsoenlijk. Dan immers kun je ook maatschappelijk grote stappen zetten. Dat kenmerkt onze ingenieurs: we zijn nieuwsgierig, willen zaken uitzoeken en innoveren, maar altijd vanuit een sterke betrokkenheid bij wat er om ons heen gebeurt. Dat engagement is belangrijk, we geloven erin dat we de maatschappij vooruit kunnen helpen.’
 


U heeft het over fatsoenlijk. Waar zit ’m dat in? 
‘Het woord ‘fatsoen’ is belangrijk voor mij. We hebben projecten lopen in 140 landen, deels met andere sociale, culturele, economische en politieke gebruiken. Maar ga je eenmaal het gesprek aan, dan blijkt zeker 90 procent van de mensen waar ook ter wereld dezelfde grondhouding te delen: doe elkaar geen dingen aan die je zelf ook niet wilt.’

Hoe zit dat in een land als Saudi-Arabië?
‘Er zijn zeker gebieden waar we heel zorgvuldig moeten zijn, bijvoorbeeld wanneer vrouwenrechten niet goed zijn geregeld. Maar door er geen zaken mee te doen, wordt de situatie niet beter. Ook daar doen we projecten, maar altijd met onze normen en waarden en eigen werkwijze. We sturen er ook vrouwelijke ingenieurs heen, als hun veiligheid is gewaarborgd. Niet als provocatie, maar om te laten zien hoe wij als modern bedrijf werken en wat wij belangrijk vinden. En zo hebben we over meer landen intern wel discussies. Maar we kijken vooral naar onszelf: kunnen wij een project daar op een goede, humane manier uitvoeren, dan doen we het. We laten zien dat het ook anders kan. Door je ervan af te wenden, breng je de oplossing niet dichterbij.’ 

Landen kunnen controversieel zijn, maar dat kan ook gelden voor specifieke projecten, zoals kolencentrales. Passen die nog in uw duurzaamheidsstrategie? 
‘Wij zijn heel erg voor duurzame energie en hebben een groot team dat zich juist daarmee bezighoudt. We behoren tot de grootste windmolenparkconsultants ter wereld en zijn betrokken bij nagenoeg alle windfarms op de Noordzee. Maar we rijden nog altijd met de trein of met de auto en voor de productie daarvan is staal nodig, en voor die staalproductie zijn nu nog kolen vereist. De uitdaging ligt in het omschakelen naar water­stof. Vooralsnog zien we voor fossiele brandstofcentrales vooral een rol als het gaat om leveringszekerheid. Op de Maasvlakte waren we betrokken bij de bouw van een van de schoonste kolencentrales ter wereld, waar de CO2 wordt afgevangen.’

Niet alle klanten zitten te wachten op vragen over duurzaamheid

Is dat dan de toekomst?
‘De toekomst is dat we het gebruik van fossiele bronnen minimaliseren en dat we zorgen dat dat niet leidt tot extra CO2-emissies. Met die energietransitie zijn we nu volop bezig, maar die gaat niet vanzelf en niet van de ene dag op de andere. Die vergt tijd.’

Hoe geeft u dan concreet invulling aan uw motto Enhancing society together?
‘Bij elk project stellen we een aantal vaste vragen, die onze werknemers in hun slaap moeten kunnen opsommen. De eerste: bieden we een oplossing waarbij alleen de klant is gebaat of kunnen we het breder trekken, zodat ook andere belanghebbenden ermee zijn geholpen? Maken we plannen voor een snelweg, dan gaan we dus niet alleen in gesprek met gemeenten, provincies en Rijk, maar betrekken we daar ook de andere omgevingspartijen bij, zoals natuurorganisaties en omwonenden. Dat levert soms aan het begin van het proces vertraging op, maar kan er wel toe leiden dat de plannen beter worden en breed worden gedragen.’

Zitten klanten daarop te wachten?
‘Niet altijd, maar het begint ermee dat je het gesprek aangaat en de vraag van de klant durft aan te kaarten, want soms zit de eigenlijke vraag er nog achter. Een klant die vraagt om een brug, bedoelt dat hij van A naar B wil. Aan ons om vast te stellen of een brug dan inderdaad de beste oplossing is, of dat een tunnel beter is, of iets heel anders. Onze klanten verwachten dat we slimmer zijn dan zij. Zo willen we bereiken dat we oplossingen vinden voor de samenleving als geheel, niet alleen voor die specifieke klant.’ 

We moeten automatiseren wat er te automatiseren valt. Ook in creatieve processen kan digitalisering helpen.

Wat zijn de overige standaardvragen die uw ­ingenieurs bij elk project stellen?
‘De tweede draait om toegevoegde waarde. Kunnen we misschien met wat extra moeite en geld ervoor zorgen dat een project energie oplevert in plaats van kost? De derde draait om duurzaamheid: is het project toekomstbestendig? Hebben de kinderen van onze kinderen er ook nog wat aan? Vraag 4 betreft het materiaal- en energiegebruik: kunnen we een oplossing vinden waarvoor minder nieuwe materialen nodig zijn, en die minder energie verbruikt?’ 

Maar wat doet u als het antwoord op al die vragen ‘nee’ luidt? Gaat het dan niet door? 
‘Meestal lukt het op tenminste een aantal van de vragen “ja” te krijgen. Iedereen voelt die duurzaamheids­urgentie. Ik durf te zeggen dat wij zelfs als de klant het allemaal niet zo belangrijk vindt, zo’n gemotiveerd team hebben dat we achter de schermen alsnog een positief antwoord op elk van die vragen proberen te vinden.’ 

Welke rol speelt automatisering in het bedrijf?
‘Een steeds grotere. Mijn stellige overtuiging is dat we moeten automatiseren wat te automatiseren valt, ook in onze kernactiviteiten engineering, ontwerp, consultancy. Denk aan tijdrovend repetitief werk. Ook in creatieve processen helpt de digitalisering. Kijk bijvoorbeeld naar parametrisch ontwerpen, dat we hebben toegepast op het nieuwe Feyenoordstadion. Wij hebben een parametrisch skelet onder het ontwerp van architectenbureau OMA gezet, zodat het lukte om aan alle eisen te voldoen. Voor een deel zullen algoritmen het werk van de ingenieur overnemen, wat de ingenieur ruimte geeft om zijn of haar denkkracht op een andere manier in te zetten.’

Waarom heeft Royal HaskoningDHV gekozen voor een groot nieuw kantoor hier in Delft?
‘Door meer collega’s onder één dak samen te brengen, neemt de creativiteit toe, verwacht ik. Maar we zitten hier ook dichterbij onze toekomstige werknemers: de studenten. En we werken samen met de TU Delft aan duurzame innovaties. We hebben met alle technische universiteiten een nauwe band, maar hier in Delft liggen de wortels van het bedrijf. In die zin keren we terug naar onze alma mater.’

Portretten: Rutger Geerling

Dit verhaal verscheen eerder in het oktobernummer van De Ingenieur. 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.