Autonome auto’s kunnen hun weg vinden buiten de stad dankzij een nieuw systeem, ontwikkeld door Amerikaanse informatici. Door goed te kijken naar de omgeving hebben zelfrijdende wagens geen gedetailleerde kaarten meer nodig om veilig te kunnen rijden.

Tests met zelfrijdende auto’s vinden tot nu toe vooral in steden plaats. De reden: alleen daar zijn de wegen en alles daaromheen tot in het kleinste detail in kaart gebracht. Maar de wereld bestaat uit meer dan stad alleen. Vandaar dat onderzoekers van MIT’s Computer Science and Artificial Intelligence Lab (CSAIL) een methode hebben bedacht om zelfrijdende auto’s ook op minder bekende wegen te laten navigeren.

In plaats van te profiteren van bestaande data, baseert CSAIL’s systeem MapLite zich op gps en LIDAR, een techniek waarbij lasers worden ingezet om afstanden te bepalen. Andere autonome auto’s maken uiteraard ook gebruik van LIDAR en andere sensors, maar daar zijn ze voornamelijk bedoeld voor het detecteren van bewegende objecten. MapLite laat echter de hele navigatie over aan de sensors. Uit tests in het gebied Devens, in de Amerikaanse staat Massachusetts, bleek dat de auto op die manier circa 30 m ‘vooruit kan kijken’.
 


Platte wegen

MapLite werkt met ‘lokale navigatiedoelen’. Dat wil zeggen: het systeem probeert dichter bij de eindbestemming te komen door steeds een tussendoel te kiezen dat zich in het blikveld van de auto bevindt. Vervolgens genereert MapLite een route naar dat tussendoel, waarbij LIDAR-data worden benut om de randen van de weg te detecteren.

Helaas werkt het systeem nog niet overal. Bergwegen vormen bijvoorbeeld een probleem vanwege de grote hoogteverschillen. Maar in vergelijking met systemen die alleen minutieus in kaart gebrachte stadsomgevingen aankunnen, is deze techniek al een stap voorwaarts.
 


Foto: MIT CSAIL

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.