De app die de regering laat ontwikkelen (om te monitoren wie in contact is geweest met mensen die met Covid-19 zijn besmet), laat vermoedelijk nog maanden op zich wachten. Áls hij er al komt, want bluetooth in telefoons is — in de huidige vorm — niet geschikt voor het detecteren van de nabijheid van mensen.
Met veel bombarie kondigde de regering eerder deze maand een app aan voor het indammen van het ‘coronavirus’ Covid-19. Een weekend lang brainstormen — de appathon — zou genoeg moeten zijn voor betrokken bedrijven om de app grotendeels af te hebben. Het liep anders. De geselecteerde bedrijven kwamen nog niet in de buurt van een bruikbare app. Er kwam kritiek op de overheid, die veel te overhaast te werk zou zijn gegaan.
Meer lezen in het dossier Corona
Veldtesten
Een dergelijke app in een paar weken ontwikkelen, is eigenlijk gekkenwerk, zeggen experts die De Ingenieur benaderde. ‘Je moet zo’n app eerst in alle rust bètatesten in een kleine groep mensen; dan grotere veldtesten uitvoeren in een kleine gemeenschap. En pas als je alle zwakheden eruit hebt gehaald, en mensen alle vragen hebben kunnen stellen, kun je hem breed invoeren’, zegt Amrish Baidjoe, hoofddocent uitbraken-epidemiologie bij de London School of Hygiene & Tropical Medicine.
‘Ik ben helemaal niet tegen technologie. Zo’n app kan waarschijnlijk nut hebben als onderdeel van een brede aanpak, maar ik denk niet dat hij snel genoeg grondig getest kan zijn. En let op: ga je de app te vroeg gebruiken en gaan er dingen mis, dan lopen de regering en het RIVM het risico het vertrouwen onder de bevolking kwijt te raken.
Drempel
Daarmee raakt Baidjoe aan een grote uitdaging van de app (lees ook: ‘Overheid zoekt app: 5 alarmbellen die afgaan’): het merendeel van de Nederlanders moet hem installeren op de mobiele telefoon, want anders werkt het systeem niet. Britse onderzoekers hebben becijferd dat deze drempel op ongeveer 60 procent ligt. Dat is extreem hoog, zegt ook Maarten van Steen, hoogleraar computersystemen aan de Universiteit Twente. ‘Ik heb er een hard hoofd in dat je dat kunt halen. In Singapore hebben ze al een app en daar heeft maar twintig procent van de mensen hem geïnstalleerd.’
Bluetooth niet geschikt
Alle haast en – aanvankelijk – optimisme over de Nederlandse app ten spijt, lijkt bluetooth helemaal niet zo geschikt voor ‘nabijheidsdetectie’. De radiosignalen die ervoor worden gebruikt, reiken — afhankelijk van de omstandigheden — tussen één en vijftig meter ver. ‘In uitzonderlijke omstandigheden kunnen we het signaal zelfs 'honderd meter verderop nog meten’, vertelt Van Steen. ‘Signalen gedragen zich heel anders in een kamer, in een gang, buiten, als het regent. Daardoor kun je bluetooth maar lastig gebruiken voor het doel van de app: vastleggen welke mensen dichtbij je zijn geweest. Iemand zei: zo’n app kun je vergelijken met een extra “thermometer” in de tas van de dokter. Maar met een thermometer die volstrekt onbetrouwbare meetresultaten geeft, wil je niet werken.’
Valse meldingen
Als je niet oppast, gaat een onbetrouwbare app een stortvloed aan valse meldingen opleveren, waarschuwt Van Steen. ‘Dat komt door die reikwijdte van het signaal. Zit je in de buurt van een besmet persoon, maar zit er een muur tussen? Dat geeft een valse melding, want het virus kan echt niet door die muur heen. Of je zit voorin de bus en achterin zit iemand die besmet is.’ De wanden weerkaatsen deels het bluetoothsignaal, waardoor het verder draagt. Al die valse meldingen leiden tot ongerustheid bij de betreffende persoon en veroorzaken veel werk bij de GGD, die onnodig moet testen op besmetting.
Nabijheidsdetectie met bluetooth in telefoons is geen bewezen technologie en we moeten er erg terughoudend mee zijn
‘Wij techneuten zijn van nature optimistisch over technologie, maar hierop ben ik kritisch’, zegt Van Steen. ‘We hebben nu met zo’n groot maatschappelijk probleem te maken, dat wat we inzetten ook goed moet werken. Nabijheidsdetectie met bluetooth in telefoons is nog geen bewezen technologie en daar moet je dan erg terughoudend mee zijn.’ Baidjoe is het met hem eens. ‘We moeten de balans vinden tussen de inzet van mensen en technologie.’
Mensen bellen
Baidjoe acht het dan ook zinvoller om met ouderwets contactonderzoek aan de slag te gaan. Dat gaat vanuit de GGD’s in de gemeenten. Meldt zich daar iemand met Covid-19, dan gaat een medewerker of vrijwilliger na met wie deze persoon de afgelopen tijd in aanraking is geweest. Al deze mensen op het lijstje worden gebeld en zij krijgen instructies wat te doen als ze zich niet lekker voelen.
‘Dit is veel werk, want stel dat een besmet persoon in contact is geweest met tien anderen, dan moeten er tien gesprekken van – zeg – een uur worden gevoerd. En GGD’ers moeten dat opvolgen door een paar keer per week contact op te nemen. Je bent per besmettingsgeval al gauw tien manuur tot enkele mandagen kwijt.’
Contactonderzoek
In Nederland kampen sommige GGD’s met capaciteitsproblemen; er zijn niet genoeg medewerkers die het contactonderzoek kunnen doen. Verschillende landen lossen dit anders op. Zo gebruikt Australië een hybride aanpak van contactonderzoek. Het eerste gesprek met iemand die bij een besmet in de buurt is geweest, wordt gedaan door een mens. Het opvolgen van die contacten gebeurt door regelmatige sms’jes met vragen als ‘Hoe voel je je vandaag? Heb je klachten?’ De Australiërs hebben massaal extra mensen getraind – met name studenten – om dit contactonderzoek uit te voeren.
Regering neemt regie in eigen hand
Na de teleurstellende resultaten van de appathon besloot de regering om de regie bij het ontwikkelen van een app in eigen hand te nemen. Binnenkort besluit minister De Jonge of en, zo ja, hoe een contact-app zal worden ontwikkeld. Tegelijk werken ook de techbedrijven Google en Apple samen aan telefoonsoftware die met bluetooth de nabijheid van mensen kan detecteren. De verwachting is dat zij eind deze maand met een eerste versie komen.
Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) heeft geprobeerd om alle kennis in het land die nodig is voor zo’n app, te bundelen. ‘Maar sinds de oproep van het ministerie begin april werken de 750 groepen en bedrijven langs elkaar heen aan een app, in plaats van samen te werken. Dat is jammer’, zegt Jan Wind van het KIVI-hoofdbestuur. KIVI pleit voor een stichting, of ander samenwerkingsverband, waarin de beste experts en bedrijven hun relevante kennis bij elkaar brengen.
‘We constateren dat het ministerie van VWS de capaciteit — en wellicht ook de kennis — niet heeft om deze enorme inspanning te coördineren. Dat zouden wij dan ook graag doen. Maar helaas heeft het ministerie op dit moment de luiken stevig dichtgegooid. Wij staan echter altijd klaar voor het moment dat men ons wel nodig heeft.’
Andere app
Het is goed mogelijk dat deze gezondheidscrisis toch mede opgelost gaat worden door een app, maar dan wel een ander type. Er zijn inmiddels enkele apps in gebruik (Corona Check, Covid Radar), waarop mensen zelf vrijwillig en op regelmatige basis gegevens over hun gezondheid kunnen doorgeven. Hierop kunnen medische professionals dan reageren door een mogelijk besmet iemand de juiste zorg te bieden. Bijkomend voordeel is dat zo’n app kan helpen om besmettingshaarden in het land in een vroeg stadium te herkennen. Groot voordeel is dat bij lange na niet 60 procent van de bevolking van de app gebruik moet maken, om er toch informatie uit te halen.
Meer lezen in het dossier Corona
Nieuwsbrief
Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.