De overheid heeft een app laten bouwen die bijhoudt of je in de buurt bent geweest bij met SARS-CoV-2 besmette personen. CoronaMelder moet 1 september worden ingevoerd. Wij spraken een van de makers, Ivo Jansch.
Helemaal af is hij nooit, zeggen de makers, maar sinds een paar dagen kunnen Nederlanders de app CoronaMelder downloaden. Op dit moment hebben zo’n 800 duizend mensen dat al gedaan.
De overheid wil nog steeds de app op 1 september breed invoeren. Of dat gaat lukken, is nog de vraag, want de Autoriteit Persoonsgevens heeft dit afgeraden. Eerst zouden er duidelijkere afspraken met Google en Apple gemaakt moeten worden over het gebruik van data uit de app.
Op de achtergrond
Wie de app op zijn telefoon heeft, beweegt zich gewoon door het dagelijkse leven, terwijl op de achtergrond de telefoon met behulp van bluetoothsignalen meet of die persoon voor langere tijd (15 minuten is gekozen) dichtbij iemand is geweest, waarvan later blijkt dat die besmet was.
Is dit het geval, dan krijgt de gebruiker een melding in de app: ‘Opgelet, u bent mogelijk ook besmet, dus u wordt geadviseerd om binnen te blijven en zich te laten testen.’ De gebruiker neemt zelf contact op met zijn GGD voor een test. Is die positief, dan geeft hij dat aan in zijn app, waarna het hierboven beschreven proces weer opnieuw wordt doorlopen.
Dit alles werkt zonder dat de gebruiker geïdentificeerd wordt of dat locaties worden vastgelegd. De CoronaMelder-app houdt alleen bij of en wanneer telefoons van mensen langere tijd in elkaars nabijheid zijn geweest. Dit gaat er wel vanuit dat mensen de hele dag hun telefoon bij zich hebben.
1 September
Voorlopig is de app alleen in enkele testregio’s helemaal functioneel; alleen in deze regio’s helpt de GGD je na een positieve test om anderen te waarschuwen via de app. De bedoeling is dat dit vanaf 1 september in heel Nederland zo werkt.
Na een gehaaste 'appathon' in april, die niet helemaal uit de verf kwam (lees: ‘Contact-tracing-app heeft veel meer tijd nodig’), is de bouw van de app CoronaMelder toch nog in een paar maanden tijd voor elkaar gebokst. De overheid nam de regie in eigen hand en schakelde een team van ervaren experts, softwareontwikkelaars en systeemarchitecten in.
We belden met Ivo Jansch (zie foto), een van de geestelijk vaders van de app. In het dagelijks leven werkt hij bij Egeniq, een bedrijf dat tien jaar ervaring heeft met het bouwen van apps voor bedrijven in tal van sectoren. Jansch richtte het bedrijf mede op.
Hoe raakte u betrokken bij het project?
‘Vanuit mijn belangstelling voor apps — ik bouw ze voor mijn werk — had ik de appathon op de voet gevolgd en er op LinkedIn een artikel over geschreven. Ook had ik me al vroeg verdiept in het protocol dat Apple en Google samen hadden ontwikkeld, en er verbeteringen voor voorgesteld. Ze hebben dat bij het ministerie van VWS blijkbaar gezien, want ik werd gevraagd mee te werken aan een Nederlandse nabijheid-app.’
Hoe bijzonder is dit project?
‘Toch wel uniek, want het is echt heel anders dan hoe de overheid normaal werkt. Normaal gesproken besteedt ze een klus aan en kunnen bedrijven inschrijven. Nu heeft het ministerie zelf de regie genomen en een team samengesteld van ongeveer vijftig deskundigen. Daarin zitten mensen met allerlei specialisaties; programmeurs, systeemarchitecten, experts op het gebied van gebruiksvriendelijkheid. Hoe we werkten, is wel vergelijkbaar met hoe softwarebedrijven het doen, volgens een scrum-aanpak, met dagelijkse meetings en updates. Lastig was dat er geen tijd was om aan teambuilding te doen, we zijn gewoon begonnen. Dat leverde af en toe wrijving op, maar dat is niet erg; want daar wordt de app beter van.’
Is de app nu helemaal af?
‘Ja, hij is af en we hebben hem getest. Eerst in kleine setting, op een locatie van Defensie in Vught. En vervolgens in Twente, waar we vooral keken hoe mensen op de app reageerden. Nu draait de volledige app in de testregio’s. Natuurlijk zetten we nog steeds puntjes op de i; dat zal ook nog wel even doorgaan. Dat doen we aan de hand van feedback die we krijgen van de GGD’s in die testregio’s en ook van de nuttige opmerkingen en vragen die gebruikers achterlaten in de appstores van Apple en Google. Parallel daaraan werken we ook aan de toegankelijkheid voor alle groepen mensen; denk aan blinden en oudere mensen die minder goed met apps overweg kunnen.’
Hoe moeilijk vond u het project?
‘Qua techniek valt het eigenlijk wel mee, maar het is soms lastig dat je steeds onder een vergrootglas ligt. Om die reden hebben we ook meerdere security- en privacytests gedaan, veel meer dan in andere projecten. Maar je hebt echt het gevoel dat iedereen de hele tijd meekijkt, dat is best wel spannend.
Ik zal je een voorbeeld geven. Omdat we heel transparant wilden zijn, deden we dit project volledig open source (alle code wordt continu met de buitenwereld gedeeld, red.). Dat leverde soms onverwachte dingen op. Neem die keer dat we de naam voor de app hadden gekozen en het het projectteam wel aardig leek als de minister hem een paar dagen later op Twitter bekend zou maken. Vol verbazing zagen we dat iemand de naam CoronaMelder een dag eerder al op internet onthulde. Wat bleek? Die persoon had heel goed opgelet toen wij een beveiligingscertificaat voor de website aanvroegen, wat openbaar is. Die moet hebben gedacht: o, ze vragen een certificaat aan voor coronamelder.nl, dan zal dat wel de naam van de app zijn!’
Het stroomverbruik van bluetooth lijkt me een dingetje; als dat aan staat dan is de batterij van mijn telefoon veel sneller leeg. Hoe beperk je dat?
‘Door gebruik te maken van low energy bluetooth. Dit is de instelling die apparaten normaal ook al gebruiken om continu te scannen of ze andere apparaten in de nabijheid zien. Dit gebruikt weinig vermogen. Pas als twee apparaten data gaan overzenden, loopt het stroomverbruik op. Uit onze proeven blijkt dat het stroomverbruik door CoronaMelder stijgt met 3 tot 5 procent. Of je batterij snel leeg is, hangt natuurlijk ook af van de leeftijd van je batterij.’
Hoe belangrijk is de participatiegraad? Hoeveel mensen moeten de app - vrijwillig - installeren zodat hij effect heeft?
‘Hierover gaat een hardnekkige mythe rond, dat dit getal 60 procent zou zijn. Dat klopt niet, want dit is afkomstig van de aanname dat zo’n app de enige maatregel zou zijn die je neemt. Maar wat de overheid wil, is de app inzetten als extra hulpmiddel. Tegelijk blijven we ook afstand houden, aantallen mensen in bijeenkomsten beperken, mondkapjes dragen in het openbaar vervoer. Uit berekeningen blijkt dat vanaf een participatiegraad van 15 à 20 procent, de CoronaMelder-app helpt om de verspreiding van Covid-19 af te remmen. Ik heb er een goed gevoel bij dat we dat gaan halen.’
Oma heeft zelf geen smartphone, maar doordat de mensen om haar heen de app gebruiken, wordt ook zij beschermd.
Van tevoren waren er twijfels over lastige situaties waar een nabijheidsapp niet goed mee overweg zou kunnen. Bijvoorbeeld twee buren die aan beide kanten van een muur zitten: er is geen enkele kans op besmetting, maar hun telefoons ‘voelen’ elkaars nabijheid. Dit zou een vals-positief opleveren. Is dit opgelost?
‘We hebben de signaalsterkte die telefoons van elkaar kunnen meten, opgedeeld in acht gradaties. Zo’n muur verzwakt het signaal behoorlijk en dat nemen we mee in onze berekening. Als twee buren langs een gezamenlijke muur lopen, vindt er geen melding plaats. Misschien als ze allebei lange tijd zitten te lezen, dan zou het kunnen. Maar dan moeten ze echt de telefoon tegen de muur houden, een uitzonderlijke situatie. Het blijft natuurlijk rekenen aan risico’s; je houdt dus altijd de kans op een vals-positief (iemand ten onrechte waarschuwen, red.). Dat hebben we ook liever dan een vals-negatief: iemand niet waarschuwen terwijl die wel dichtbij een besmet persoon is geweest.’
In de landen om ons heen zijn ook nabijheidsapps ontwikkeld. Praten die met elkaar?
‘Het plan is dat de landen die net als wij hun app hebben gebouwd op het software-interface van Apple/Google, hun apps aan elkaar gaan knopen. Dit gaat om Duitsland, Italië, Denemarken, Finland, Ierland, Letland, Polen en Spanje. Dat wil zeggen dat de willekeurige codes die je telefoon heeft uitgezonden na een positieve besmetting, ook met andere landen worden gedeeld als je naar een van deze landen hebt gereisd.’
Zijn Nederlanders zich voldoende bewust van het belang van de app?
‘Nou, mensen moeten goed begrijpen hoe belangrijk deze app kan zijn. Hij heeft echt een dijk-functie; hij kan in potentie de epidemie binnen de perken houden. Stel je voor dat jij als jong persoon een melding van de app krijgt: ‘Pas op, je bent in de buurt van iemand geweest die besmet is; je loopt een verhoogd risico dat jij dat ook bent’. Dan besluit je om dit weekend maar even niet bij oma op bezoek te gaan.
Dit laat zien dat ook bij een lage participatiegraad (maar hoger dan 20 procent, red.) de app nut heeft. Oma heeft zelf geen smartphone, maar doordat veel mensen om haar heen de app gebruiken, wordt ook zij beschermd.’
Foto's Jean-Pierre Jans
Nieuwsbrief
Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.