recensie

Het beste wat de mens kan doen om het milieu en de biodiversiteit te beschermen, is meer controle over de natuur, intensieve landbouw, kernenergie en economische groei. De ecomodernisten presenteren zich.

Het boek Ecomodernisme is een mengeling van programma, analyse en schotschrift, dat mede als doel heeft om af te rekenen met groene mythes. Een mengeling die leidt tot een onevenwichtig geheel. Soms worden goed gedocumenteerd en op indringende wijze tekortkomingen van de groene aanpak aan de kaak gesteld. Een andere keer reageren de auteurs als een stier op een in dit geval groene lap.


Deuk in het energiepakje

Neem het onderwerp energie, waarbij een lans wordt gebroken voor kernenergie. De argumenten die worden opgevoerd, zijn niet nieuw, maar in het dominante Nederlandse vertoog wel bijzonder en bij de milieubeweging een absoluut taboe. De auteurs geven daarbij aan dat kernenergie verre van simpel is: willen we in 25 jaar de helft van de fossiele brandstof die Nederland verstookt vervangen, dan moeten er in die periode veertien stuks van 1000 MW worden gebouwd. En dat is dan alleen nog maar voor de productie van elektriciteit. Bovendien moet de prijs van de bestaande reactoren flink omlaag, terwijl de ontwikkeling van de schone en veilige thorium-gesmolten-zout-reactor zeker nog twintig jaar duurt.

Alsof de groene beweging zou pleiten voor een massale Into the Wild-beweging, waarin we ons nog slechts met het eten van bessen en klein wild in leven proberen te houden

Tot zover zijn de argumenten steekhoudend en een welkome aanvulling op de energiediscussie. Maar vervolgens krijgt het schotschrift de overhand. De auteurs merken op dat kernenergie duur is omdat altijd vrij baan moet worden gemaakt voor stroom uit wind en zon, waardoor de kapitaalkosten van de kerncentrale extra zwaar gaan wegen. Elders wordt echter honend vastgesteld dat zon en wind ondanks miljardensubsidies nauwelijks een deuk in het energiepakje hebben geslagen. Beide redeneringen gaan niet samen. Óf zon en wind stellen nog niets voor, óf zon en wind produceren zoveel dat ze kernenergie duurder maken. Het is het een of het ander.

Soms wordt de tekst venijnig, bijvoorbeeld bij het onderwerp energiebesparing. De traditionele groenen willen een energiearme wereld die onherroepelijk leidt tot economisch verval, meer hulpeloosheid en meer lijden, zo valt te lezen. Alsof de groene beweging zou pleiten voor een massale Into the Wild-beweging, waarin we ons nog slechts met het eten van bessen en klein wild in leven proberen te houden.

De verdienste van Ecomodernisme is dat het boek dogma’s van de groene beweging ter discussie stelt

De karakterisering van het Nederlandse Energieakkoord past in dezelfde sfeer: het is ‘vooral een ingewikkeld bouwwerk van subsidies dat met name ten goede komt aan energiebedrijven, landeigenaren en investeerders.’ Dat zal best kloppen, maar geldt dat dan niet voor de bouwers van kerncentrales? En wanneer de WRR pleit voor versterking van het Europese transnationale elektriciteitsnet, dan heet het dat ‘de WRR zich in allerlei bochten wringt om de energie van zon en wind toch te blijven aanbevelen’. C’est le ton qui fait la musique.


Gezochte cijfers

Waar de auteurs cijfers gebruiken om hun betoog te onderbouwen, gebeurt dat niet altijd even nauwkeurig. Zo zouden volgens de Statistical Review of World Energy van BP zon en wind wereldwijd slechts een schamele 1 % van alle energie leveren, terwijl het BP-cijfer over 2015 2,8 % is. Nog steeds niet veel, maar als je met getallen komt, dan wel graag de goede.

Elders in het boek wordt gesteld dat het voor bijvoorbeeld landen in Afrika veel gunstiger is om gascentrales te bouwen dan hernieuwbare energiebronnen, doordat voor het zelfde investeringsbedrag met gas drie keer zo veel mensen over voldoende energie kunnen beschikken. Die cijfers blijken afkomstig uit een rapport van het Amerikaanse Congres uit 2008. Dat werd echter opgesteld aan de vooravond van de schaliegasrevolutie en is gebaseerd op een prijs voor zonnecellen die sindsdien enorm is gedaald. Cijfers zoeken die passen bij je redenering maakt het betoog er niet sterker op.

Op wereldschaal is biologische landbouw geen optie, want die vereist inclusief de productie van natuurlijke mest een derde meer oppervlak dan de hightech landbouwmiddelen. En dat extra oppervlak betekent minder ruimte voor natuur

De auteurs benadrukken ten overvloede dat ze zich niet faliekant keren tegen energie van zon en wind. ‘Wel is er bij ecomodernisten het besef dat er serieuze problemen zijn rond schaalbaarheid, kosten, materiaalgebruik, opslagcapaciteit en landgebruik, die vaak worden genegeerd of gebagatelliseerd’, schrijven ze. En: ‘Het verhaal dat de wereld al op korte termijn volledig kan draaien op gedecentraliseerde, hernieuwbare energiesystemen is een sprookje.’

De geschetste problemen zijn waar, maar tot wie richten de auteurs zich eigenlijk met deze boodschap? Want je kunt niet beweren dat beleidsmakers, energiespecialisten en onderzoeksinstituten blind zijn voor deze vragen. Ze doen juist van alles om er oplossingen voor te bedenken.


Afrekenen met het WNF

Ook landbouw, voeding, natuur en ontwikkeling komen aan bod, waarbij de betogen over landbouw en voeding het meest overtuigen. Op wereldschaal is biologische landbouw geen optie, want die vereist inclusief de productie van natuurlijke mest een derde meer oppervlak dan de hightech landbouwmiddelen. En dat extra oppervlak betekent minder ruimte voor natuur.

Met de scherpte van de pen ligt overdrijving op de loer. Dat is nog daar aan toe, tot het moment dat die kritiek de geloofwaardigheid van de eigen redenering begint te ondermijnen

Hightech landbouw komt neer op gebruik van groenbemesting, de minst milieuschadelijke bestrijdingsmiddelen en gebruik van genetische techniek. Volgens de auteurs zou de milieubeweging de wereldvoedselvoorziening een grote dienst bewijzen door die gentech niet langer in de ban te doen.

In het onderdeel over natuur wordt de toon vooral gezet door de wens om af te rekenen met grotere natuurorganisaties. Zo valt onder meer te lezen dat het Wereld Natuur Fonds de afgelopen halve eeuw volledig heeft gefaald bij het beschermen van de Afrikaanse neushoorn. Gevolgd door: ‘De populatie van de neushoorn is met 90 % gekelderd. Wat in die periode wel steeg, waren de inkomsten van het WNF.’

Iets soortgelijks gebeurt in het hoofdstuk over verstedelijking, die de ecomodernisten toejuichen. Daarin valt te lezen dat ‘vele milieuactivisten de stad als een smerige poel van vervuiling zien’ en ‘het platteland als enige groene alternatief’. Terwijl milieuorganisaties hier in Nederland juist altijd dwarsliggen als het gaat om het bebouwen van de kust, de aanleg van bedrijventerreinen en woonwijken in het groene gebied, en pleiten voor binnenstedelijke verdichting.

De verdienste van Ecomodernisme is dat het boek dogma’s van de groene beweging ter discussie stelt, maar met de scherpte van de pen ligt overdrijving op de loer. Dat is nog daar aan toe, tot het moment dat die kritiek de geloofwaardigheid van de eigen redenering begint te ondermijnen – en dat is tegelijk het grote manco van dit boek. (Frank Biesboer)

ECOMODERNISME. HET NIEUWE DENKEN OVER GROEN EN GROEI | 304 Blz. | € 22,99 (e-book € 13,99)

Dit is een langere versie van de recensie die is verschenen in het meinummer van De Ingenieur.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.