uit het magazine

Hoe complex de asielcrisis en het vraagstuk van migratie ook zijn: we kunnen er anders mee omgaan, bijvoorbeeld door onze steden erop aan te passen. Dat stelt stedenbouwkundige Lena Knappers van het College van Rijksadviseurs.


Door elke stroom migranten lijkt ons land te worden overvallen, of het nu gaat om s­eizoen­arbeiders uit Oost-Europa of oorlogsvluchtelingen uit Syrië of Oekraïne. Het gevolg is dat we de nieuwkomers slechts schamele, tijdelijke onderkomens bieden.

Het aanmeldcentrum in Ter Apel is zo vol dat er een onmenselijke situatie is ontstaan. Het kabinet wil de komende jaren 730 miljoen euro uittrekken voor meer woningen, meldde RTL Nieuws vrijdag.

Ook in 2014 en 2015 kende ons land een opvangcrisis. Op de vlucht voor een burgeroorlog zochten toe tienduizenden Syriërs hun heil in Nederland. Een deel van hen belandde op een opmerkelijke opvanglocatie: de voormalige gevangenis in Amsterdam-Zuidoost, de 'Bijlmerbajes'.


Containerhuisvesting

Stedenbouwkundige Lena Knappers, werkzaam bij het College van Rijksadviseurs, kwam er indertijd geregeld in de buurt. ‘Aan de TU Delft studeerde ik design as politics en ik zocht een onderwerp om op af te studeren. Het fascineerde mij enorm hoe de Bijlmerbajes een groep van honderden asielzoekers huisvestte, terwijl er direct naast de voormalige gevangenis op dat moment ook een even grote groep internationale studenten woonde in containerhuisvesting. De twee gemeenschappen leefden totaal langs elkaar heen, ze ­werden zelfs van elkaar gescheiden. Dat was de aanleiding voor mijn onderzoek.’ 


Veldwerk in Athene

Het scriptieonderzoek in Amsterdam werd gevolgd door verder onderzoek en veldwerk in Athene. Het resultaat is onlangs in boekvorm verschenen: het indrukwekkende Opening cities. Migrants in urban space

Wat voor opleiding was design as ­politics?
‘Het was een leerstoel die een jaar of tien heeft bestaan aan de TU Delft en werd bekleed door hoogleraar Wouter Vanstiphout. Het onderzoek draaide om het idee: politiek is ontwerp en ontwerpen is politiek. De invalshoeken waren breed en er was veel ruimte voor maatschappelijke betrokkenheid. De leerstoel was bedoeld voor studenten architectuur en stedenbouw. Dat was bijzonder, want meestal bleven die studentengroepen strikt gescheiden. Als student koos je voor architectuur of stedenbouw, maar hier kwamen we samen.’ 

Wat sprak u verder aan in deze leerstoel?
‘Ik wilde een technische opleiding volgen, maar ook met mijn engagement aan de slag. Dat vond ik in Delft. Daarnaast heb ik met een Erasmusbeurs ook een tijd in Istanbul gestudeerd. Daar maakte ik kennis met een veel zachtere benadering dan ik als Delfts student gewend was. Ik moest opeens mensen gaan interviewen in de stad en voortdurend kaarten en collages maken. Het was zo anders dan in Delft, maar het beviel me goed en ook voor mijn boek heb ik er gebruik van gemaakt.’

Geconfronteerd met een vluchtelingenstroom zoeken we steevast naar ad hoc-oplossingen

Wat was het uitgangspunt van uw ­onderzoek?
‘De centrale vraag luidde: hoe kunnen we onze steden beter inrichten op migratie? Hoe kunnen we plekken inrichten waar nieuwkomers op een duurzame manier worden opgenomen in de stad? Toen ik ermee begon was al duidelijk – en nu is dat niet anders – dat zulke duur­zame plekken namelijk goeddeels ontbreken. Geconfronteerd met een vluchtelingenstroom zoeken we steevast naar ad hoc-oplossingen. Of het nu voor de Syrische vluchtelingen in 2015 was of voor de mensen uit Oekraïne: we brengen ze onder in tijdelijke container­units of soms zelfs tenten, vrijwel altijd ver buiten de stad en buiten ons zicht. Ik wilde het onderzoek wel nadrukkelijk vanuit het bredere perspectief van de ingenieur en stedenbouwkundige doen. Daarom heb ik niet alleen naar vluchtelingen, maar ook naar andere migrantengroepen gekeken, zoals buitenlandse seizoenarbeiders en internationale studenten. En hoe verschillend die groepen ook zijn: wat wel opvalt is dat ze voor het meren­deel op eenzelfde manier worden gehuisvest: in die containers. Kennelijk hebben we voor al die verschillende migrantengroepen slechts één huisvestingsoplossing beschikbaar.’

Die containers zijn altijd maar voor ­tijdelijk, toch? 

Stedenbouwkundige Lena Knappers bepleit flexibele huisvesting migranten.

‘De containeropvang heeft in theorie een tijdelijk karakter. Heel vaak worden ze voor vijf jaar neergezet, maar die periode wordt vervolgens voortdurend verlengd. Sommige migranten verblijven langer dan tien jaar in zo’n container - veel langer dan de gemiddelde student op een studentenkamer doorbrengt. Dus moeten we ons afvragen: wat is tijdelijk? En hoe zinvol is het om steeds weer met tijdelijke opvangoplossingen te komen, terwijl de migrantenstromen uiteindelijk redelijk stabiel zijn? Er komen steeds andere migranten, maar dat ze blijven komen is een ding wat zeker is. Het is dan ook nergens voor nodig ons voortdurend overvallen te voelen. Onder­zoek heeft uitgewezen dat al decennialang ongeveer drie procent van de wereldbevolking op de vlucht is. Dat zal zeker niet minder worden, dus laten we onze steden en dorpen erop voorbereiden.’ 

Hoe kunnen we dat doen? 
‘Door daar permanente plekken te creëren waar allerlei verschillende groepen mensen kunnen komen en gaan. Doet zich een piek voor in de instroom van asielzoekers, dan zorg je dat op die plek ruimte is voor de opvang van asielzoekers. Neemt de piek weer af, dan kunnen er studenten of andere 
woningzoekenden worden gehuisvest. In plaats van steeds weer tijdelijke opvang te regelen voor verschillende groepen, kun je zo veel slimmer een permanente, flexibele structuur in de stad cre­eren. Dan gaat het zowel om huisvesting als om het scheppen van goede ontmoetingsplekken in de publieke ruimte.’

Zijn er plekken waar dat al gebeurt?
‘De gemeente Utrecht houdt zich op innovatieve manier met het vraagstuk bezig. Onder meer het Utrechtse Plan Einstein vind ik een inspirerend voorbeeld. Dat biedt huisvesting voor zowel studenten als statushouders en de onderlinge ontmoetingen staan er centraal. Zo delen de verschillende bewoners er een tuin en een keuken. Iedereen heeft een tijdelijk huurcontract: is er ineens veel meer vraag naar huisvesting voor statushouders, dan wordt het aantal studenten teruggeschroefd. Nu moet ik er wel eerlijk bij zeggen dat Utrecht ook een behoorlijk welvarende gemeente is.’

Draagvlak is belangrijk, zeker ook in dit dossier. Komen tegen permanente opvanglocaties niet nóg meer omwonenden in verzet?
‘In Utrecht neemt het draagvlak juist toe. Het standaardbeleid echter leidt meestal tot meer verzet. Van de opvanglocaties die in 2015 uit de grond werden gestampt, gingen er veel weer dicht toen de instroom afnam, rond 2017. Toen waren er opvallend genoeg ook een aantal gemeenten waar men juist teleurgesteld was over de sluiting van het opvangcentrum. Zo schrijf ik in mijn boek over een Brabants dorp waar juist dankzij de komst van veel vluchtelingenkinderen de lokale voetbalclub kon blijven bestaan. Net toen dat besef in het dorp was doorgedrongen en men het opvangcentrum had omarmd, moest het de deuren weer sluiten. Dat doet het draagvlak geen goed.’ 

Het aanmeldcentrum in Ter Apel is overvol; vorige maand werd bekend dat aan de rand van Bant in de Noordoostpolder een tweede aanmeldcentrum komt. Wat vindt u daarvan?
‘Toen ik het las, dacht ik: dat is weer in een uithoek, we houden de migranten nog steeds zoveel mogelijk buiten het zicht. De dynamiek zou heel anders worden als ze midden in de stad zouden worden opgevangen. Misschien zouden we ze eerder kans op werk moeten bieden: banen zijn er immers genoeg. Het ‘Half House Project’ van de architect Alejandro Aravena spreekt me erg aan. Daar krijgen bewoners een cascohuis aangeboden met fundering, riolering en een keuken erin, en ze krijgen vervolgens alle vrijheid om de woning naar eigen behoefte verder af te maken. Dat leidt tot interessante samenwerkingen, het laat zien hoe je dynamisch en flexibel met een ruimtelijke opgave kunt omgaan. Een wereld van verschil met opvang in tenten.’ 

Waar is de (technische) wetenschap in het debat over migrantenopvang? 
‘Het zijn inderdaad vooral politici die zich hierover uitlaten. Onder stedenbouwers en architecten bleef het lange tijd angstvallig stil. Floris Alkemade, tot vorig jaar Rijksbouwmeester, laat zich er wel herhaaldelijk over uit, hij schreef ook de inleiding van mijn boek. Pas nu in Ter Apel mensen buiten moeten slapen, komt ook onder wetenschappers het debat op gang. Migratiedeskundige Leo Lucassen laat zich horen in de media en er kwamen een aantal goede ideeën vanuit ontwerpers en de markt (waaronder de evenementenbranche) voor alternatieve oplossingen. Hier werd echter tot nog toe niets mee gedaan. De huidige crisisomstandigheden in Ter Apel vragen vooral om de wil en verantwoordelijk van gemeenten en het Rijk om dit probleem op te lossen. Tegelijk blijft de behoefte groot aan de nuchtere stem van de weten­schapper die erop blijft hameren dat migranten onze samenleving juist ook veel te bieden hebben?’

Waar ligt de sleutel tot de oplossing?
‘In ontmoetingen. Onderzoek van de Wetenschappe­lijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft nog eens uitge­wezen dat het vertrouwen tussen verschillende groepen mensen groeit naarmate we elkaar vaker ontmoeten in de publieke ruimte: familiar strangers worden we dan. Daar begint het mee: niet meer bang zijn voor die ander. Onze steden kunnen we inrichten op het bevorderen van die ontmoetingen.’ 
 

Opening cities. Migrants in urban space
Lena Knappers | 240 Blz. | € 24,95

Dit verhaal komt uit het augustusnummer van De Ingenieur. Koop de digitale versie voor € 7,50, of neem - met een flinke korting van 25 % - een digitaal jaarabonnement van twaalf nummers voor € 69,-.

 

Openingsbeeld: Lena Knappers

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.