Jarenlang was het vrijwel ondenkbaar dat Nederland verwikkeld zou raken in een oorlog op Europees grondgebied. Toen Rusland op 24 februari 2022 Oekraïne binnenviel, kwam daar abrupt een einde aan. Dat leidde tot extra innovatiebudget voor Defensie. Hoe kan dat geld het beste worden ingezet?
Het Commando Materieel en IT van Defensie (COMMIT) is verantwoordelijk voor modern en robuust materieel en IT voor de Nederlandse krijgsmacht. De Russische inval in Oekraïne heeft die opdracht urgenter en complexer gemaakt, niet alleen vanwege de steun van Europa aan Oekraïne, maar ook vanwege het toegenomen dreigingsbeeld. Wat is er veranderd en hoe gaat Nederland hiermee om? De Ingenieur ging op zoek naar de antwoorden op deze vragen, in nieuwsberichten, in openbare documenten van Defensie en bij het Kooy-symposium ‘Smart defence industry – sneller innoveren en produceren’ van KIVI-Defensie en Veiligheid op 3 april in Stroe.
Wat voor effect had de inval van Rusland in Oekraïne op de Europese defensiepolitiek?
‘De externe dreiging is de belangrijkste factor die bijdraagt aan Europese samenwerking en integratie bij defensie’, stelde Europarlementariër Bart Groothuis van de VVD op het Kooy-symposium. ‘Dat proces is al jaren bezig, maar sinds de inval van Rusland versneld.’ En dat werd tijd ook, vindt voormalig kapitein-ter-zee Bart Escher. ‘De Nederlandse defensie-industriestrategie las tot nu toe als een stripboek van Asterix & Obelix, met dat ene dorpje dat moedig stand probeert te houden’, stelt hij. ‘Maar dan zonder de toverdrank.’
Ook Vice Admiraal Jan Willem Hartman, die nét plaatsvervangend commandant van COMMIT was toen Rusland Oekraïne binnenviel, ziet dat de samenwerking tussen de Europese landen is toegenomen. Hartman: ‘Het gevoel heerst: als we dat nú niet doen, gaat het nooit gebeuren. Samenwerking met internationale partners is cruciaal, ook voor de aanschaf en ontwikkeling van materieel en IT. Belangrijke vraagstukken daarbij zijn: Hoe kopen we samen in en hoe harmoniseren we onze eisen?’
Wat is daarbij de beste strategie?
‘Om onze krijgsmacht robuust en modern te maken, is het belangrijk sneller te produceren – of te laten produceren – en te blijven innoveren’, zegt Hartman. ‘Voor Defensie betekent dit dat de focus moet worden gelegd op snelle aanbesteding en innovatieve oplossingen. Daarbij moet worden gewaakt voor te uitgebreide programma’s van eisen (PvE’s). Het allerbelangrijkst is nu dat het materieel tijdig wordt geleverd.’
Hartman pleit daarom voor het toepassen van ‘de ladder van eenvoud’: ‘Stel jezelf bij elke geopperde eis de vraag: is dit echt nodig? Bestaat er niet al iets soortgelijks of heeft een van de bondgenoten iets dergelijks niet al gemaakt of in ontwikkeling? Je hoeft niet altijd alles zelf te bedenken.’
Wat voor materieel heeft Europa nodig?
‘We zien dat in Oekraïne zowel nieuwe als bestaande technologie worden gebruikt’, zegt Hartman. De soldaten staan nog net als honderd jaar geleden in de loopgraven, maar er wordt ook veel gewerkt met onbemande systemen, die alles wat beweegt detecteren en decimeren. En wie had kunnen denken dat een internetprovider in de Verenigde Staten zo bepalend kan zijn voor een oorlog tussen Rusland en Oekraïne – omdat die zelf kan bepalen welke bandbreedtes hij aanbiedt?’
Wat is het materieel waar Nederland goed in is?
Met name sensortechnologie, radarsystemen en scheepsbouw. Maar ook slimme materialen en intelligente systemen kunnen tot onze ‘parels’ worden gerekend. Enkele recente innovaties van COMMIT zijn een onderwaterscooter voor vier personen voor als er mensen vanaf een marineschip stiekem een handeling op land moeten uitvoeren, een satelliet op melkpakformaat om bijvoorbeeld radarbeelden van de vijand te detecteren en een camerasysteem waarop een legerarts kan meekijken als een soldaat aan het front gewond is geraakt.
Wat moet er concreet veranderen om een versnelling in innovatie door te voeren?
We moeten we af van het just retour-principe in de vorm van industrieparticipatie, vindt Escher. Dit principe houdt in dat elke euro die wordt geïnvesteerd in het buitenland direct moet worden terugverdiend door Nederlandse bedrijven. Escher: ‘Dat geeft kortstondig voordeel, maar versplintert kennis en kunde, beperkt de schaalgrootte en leidt tot een niet-strategische spreiding van ontwikkel- en productielocaties. Het is beter het balanceren van werk en budgetten over een langere termijn te bezien.’
Arno Bouwmeester, ceo van het bedrijf Nedinsco in Venlo dat optische instrumenten zoals nachtzichtapparatuur maakt, is het daar roerend mee eens. ‘Maak gespecialiseerde technologieclusters binnen Europa, standaardiseer en verdeel de bestellingen dan over de verschillende landen’, zegt hij. Zo worden de producten beter en goedkoper en kan er sneller worden opgeschaald. ‘Fokker die bijvoorbeeld de landingsgestellen voor de F35 maakt, is hiervan een goed voorbeeld. Zo’n bedrijf kan dan écht specialiseren.’
Daarnaast moet tijdens langlopende projecten ruimte blijven voor innovatie, om zo te zorgen dat het opgeleverde eindproduct state of the art is, zegt Hartman. Zo worden er tegenwoordig schepen ontwikkeld waarop een stippellijn is aangebracht om ruimte te reserveren voor technologie die nog moet worden ontwikkeld. Dan kunnen de nieuwste innovaties tijdens het bouwen nog worden geïmplementeerd.
Hoe dan ook moet er beter worden samengewerkt met bedrijven en kennisinstellingen, vindt eigenlijk iedereen.
Gaat dat dan niet goed?
Soms wel, soms niet. In Den Haag is een paar maanden geleden het Seabed Security Experimentation Centre (SeaSEC) opgericht, waar Nederland, Duitsland, Denemarken, Finland, Noorwegen en Zweden samen experimenteren met nieuwe technieken om onderzeese infrastructuur, zoals pijpleidingen, te beschermen. Hiervoor gaat SeaSEC de situatie op de bodem van de Noord- en Oostzee beter in de gaten houden met gegevens over onder andere variaties in de diepte, temperatuur en getijdenstroom. Daarnaast is er in Den Haag een testgebied van tien bij tien zeemijl (achttien bij achttien kilometer) om meetapparatuur en surveillancevoertuigen uit te proberen. Voor Nederland doen kennisinstituut TNO en ingenieursbureau Fugro aan SeaSEC mee. Daar bleek de apparatuur die Defensie wilde ontwikkelen al te bestaan. Dit is dus een voorbeeld van waar het goed gaat.
Maar de valley of death, die bekend is in het bedrijfsleven als de meest risicovolle fase op de weg van een idee naar een succesvol bedrijf, bestaat ook in de defensie-industrie. En Defensie is niet altijd een betrouwbare samenwerkingspartner, is de gedeelde mening bij het Kooy-symposium.
Dat komt deels door het soort werk waar het om gaat, waarbij risico’s zoveel mogelijk moeten worden vermeden, en deels door onwerkbare regelgeving. Zo is er geen garantie dat een innovatieve uitkomst wordt ingekocht bij de partij die deze bedacht heeft. Sterker nog: wie mee heeft gedacht over een technologie, mag wegens voorkennis soms niet eens meedoen bij de aanbestedingsprocedure. Een ander probleem voor industriële partners, is dat banken vaak niet willen investeren in projecten voor defensie.
Moet Europa blijven samenwerken met de Verenigde Staten?
Jazeker, zegt Hartman, ‘maar we moeten wel onze afhankelijkheid verkleinen, want die is momenteel groot. De Verenigde Staten alleen kan niet voorzien in al het benodigde materieel en IT. Europa moet ook bijdragen om gezamenlijk de dreiging het hoofd te kunnen bieden.’ En de bijdrage van de Verenigde Staten in de nabije toekomst is een onzekere factor, voegt Groothuis daaraan toe. ‘We staan voor een gevaarlijke periode, want er zijn wereldwijd heel veel verkiezingen, waaronder die in Amerika. China en Rusland proberen die verkiezingen te beïnvloeden. Als ze daarin slagen, wordt Trump straks als heiland ontvangen.’
Groothuis pleit ervoor alles op alles te zetten om de tienduizenden Amerikaanse soldaten die in Europa gelegerd zijn te behouden. ‘We kunnen hun soldij betalen en de huisvesting op ons nemen. Hun aanwezigheid geeft de Verenigde Staten de verplichting ons continent te blijven beschermen – en werkt daarom als afschrikking voor Poetin om nucleaire wapens in te zetten.’ Staking, heet die strategie.
Hoeveel geld gaat er eigenlijk naar innovatie bij de krijgsmacht?
In 2024 gaat er 21,4 miljard euro van de Nederlandse overheid naar Defensie. Ter vergelijking: in 2015 was dit nog maar 8 miljard euro. Ongeveer 20 procent van het budget wordt ingezet voor innovatie.
En ook Europa investeert: op 15 maart van dit jaar maakte de Europese Commissie bekend twee miljard euro uit te trekken om de defensie-industrie van de EU te versterken. Hiervan gaat 500 miljoen euro naar de productie van munitie zoals explosieven, buskruit, granaten, raketten. Met deze Act in Support of Ammunition Production (aangeduid met de toepasselijke afkorting ASAP) wordt de capaciteit opgeschaald naar twee miljoen stuks munitie per jaar tegen het einde van 2025. Dat is een toename van 40 procent ten opzichte van de huidige productie. De munitie is deels bestemd voor Oekraïne en deels voor het aanvullen van de eigen voorraden van de lidstaten. De rest van die twee miljard euro is bedoeld voor de versterking van de Europese defensie-industrie.
De NAVO steunt Oekraïne onder meer met een luchtverdedigingscoalitie en een dronecoalitie. Zo wordt het land voorzien van een sterke en moderne luchtverdediging en hoopt het Rusland een stap voor te blijven met dronetechnologie. De EU-bijdrage komt hier bovenop.
Openingsfoto: Het 322 Squadron oefent met de inzet van de F-35 bij een QRA (Quick Reaction Alert), Leeuwarden, 4 december 2023. Credits: Mediacentrum Defensie
Nieuwsbrief
Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.