Ze was directeur-generaal op een ministerie en ceo van een ingenieursbureau. Sinds kort is ze algemeen directeur bij kennisinstituut Deltares. Daarmee is de gouden driehoek voor Annemieke Nijhof compleet. Met kennis van Deltares kunnen ingenieursbureau’s hun impact vergroten en kan de overheid beter beleid maken. ‘Ik heb veel begrip gekregen voor het complexe werk van de overheid. Je mag daar geen fouten maken. Een kleine fout kan al leiden tot het aftreden van een minister.’
‘De waterbouw toekomstbestendig maken vraagt om meebewegen met de natuur waar het kan, soms in combinatie met harde ingenieursoplossingen. Daarvoor gebruiken we niet alleen ingenieurskennis maar ook fysische geografie, ecologie en economie’, stelt Annemieke Nijhof, sinds oktober algemeen directeur van Deltares, het kennisinstituut voor toegepast onderzoek op het gebied van water en ondergrond. ‘Meebewegen betekent ook kunnen inspelen op veranderingen in de toekomst.’
Na uw studie chemische technologie belandde u direct in de bodem- en watersystemen. Dat ligt niet erg voor de hand, toch?
‘Na mijn afstuderen wilde ik zo snel mogelijk aan de slag als chemisch procestechnoloog. Toen ik werd uitgenodigd voor een gesprek bij de afdeling bodemsanering van het ingenieursbureau Tauw, dacht ik dat ze mijn sollicitatiebrief niet goed hadden gelezen. Maar tijdens het gesprek werd mijn interesse gewekt en besloot ik de baan te nemen. Sindsdien ben ik immer gefascineerd door wat er zich onder de grond afspeelt. Als je kijkt naar de ontstaansgeschiedenis van Nederland dan zie je hoe ons land is gevormd door de dreigingen die we hebben gehad als deltagebied. Waterveiligheid en ons beschermen tegen de zee zijn al sinds de vroege geschiedenis belangrijke thema’s van ons land.’
De kracht van deze sector zit in het voorspellen van de toekomst, zei u onlangs. Heeft u een glazen bol?
‘De watersector kijkt van nature ver vooruit bij het aanleggen van infrastructuur en watersystemen. Kijk bijvoorbeeld naar de Afsluitdijk. Na honderd jaar is die nu toe aan een opknapbeurt. Alle stuwen in de Maas zijn nu na ongeveer honderd jaar aan het einde van hun levensduur. Ver vooruit kijken is belangrijk om investeringen te doen en maatregelen te nemen die een delta voorbereiden op de toekomst. Bijvoorbeeld niet alleen om rekening te houden met klimaatverandering maar ook met socio-economische ontwikkelingen.’
Werken bij de overheid is ontzettend complex. In het werk staat het niet maken van fouten eigenlijk voortdurend centraal.
Tot nu toe heeft u gewerkt bij de overheid en in het bedrijfsleven. Wat is het grote verschil?
‘Werken bij de overheid is ontzettend complex. In het werk staat het niet maken van fouten eigenlijk voortdurend centraal. Mocht het toch misgaan, dan gaat men direct op zoek naar een schuldige. Een kleine fout kan zelfs op termijn leiden tot het aftreden van een minister. Werken in het bedrijfsleven is in mijn ervaring veel minder complex. Er is veel meer ruimte om fouten te maken en daarvan te leren. Zolang je aan het eind van de dag genoeg succesvolle projecten hebt afgerond, is er geen probleem. Door in deze twee verschillende werelden te werken heb ik ontzettend veel respect en begrip gekregen voor de overheid.’
Nieuwsbrief
Vind je dit een leuk artikel? Abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief!
En dan nu aan de slag bij een kennisinstituut. Wat bracht u ertoe die stap te maken?
‘Voor mij is dit een droombaan. Deltares is een kennisinstituut dat aan de wieg staat van innovatie. Ik vind de vooruitgang van de wetenschap fantastisch, maar tegelijkertijd ben ik ook erg maatschappelijk gericht. Duurzaamheid houdt me bezig en ik maak me zorgen om klimaatverandering en biodiversiteit. Ik wil wetenschappelijke kennis toepassen om de wereld te verbeteren, voor alle maatschappelijke uitdagingen op het gebied van water en ondergrond. En dat is precies wat Deltares doet.’
En daarbij kunt u uw ervaring in het bedrijfsleven en bij de overheid goed gebruiken.
‘In Nederland gaat het vaak over de gouden driehoek, de goede samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten. Drie werkvelden met een compleet andere manier van werken. In het bedrijfsleven heb ik ervaren hoe belangrijk het contact met kennis instituten is. Een instituut als Deltares voedt de ingenieursbureaus. Hoe beter wij onze kennis met deze bureaus kunnen delen, hoe
groter de impact op de wereld. Bij de overheid heb ik gezien hoe belangrijk het is dat de overheid beleid maakt op basis van de juiste kennis en op tijd onderwerpen agendeert. Een kennis instituut als Deltares kan tijdig onderwerpen onder de aandacht brengen. Het is vervolgens aan de politiek om te bepalen wat daarmee gebeurt. Kijk bijvoorbeeld naar duurzaamheid en klimaatverandering, twee thema’s die nu hoog op de agenda staan.’
Hoe kan de watersector goed op deze thema’s inspelen?
‘We kunnen de toekomst niet meer voorspellen aan de hand van het extrapoleren van data uit het verleden. Klimaatverandering en de gevolgen daarvan zijn nog onzeker. We kunnen hooguit tien tot twintig jaar vooruit kijken, maar voor de waterbouw is dat niet genoeg. Bij een onzekere toekomst moet je je niet voorbereiden op een specifiek scenario, de kans dat je te veel of te weinig doet is dan groot. Belangrijker is het om je voor te bereiden op relevante mogelijke toekomsten en een adaptief plan te maken.’
Hoe maak je een adaptief plan?
‘Bij Deltares kijken we naar de condities waaronder een maatregel niet meer voldoende functioneert, een zogeheten adaptatieknikpunt. Soms blijkt het dan een kwestie van tijd: dus wanneer in plaats van of je maatregelen moet nemen. Voor het maken van een adaptief plan kijken we naar maatregelen die makkelijker aan te passen zijn zoals kustverdediging door het opspuiten van zand. Met zo’n aanpak kunnen we makkelijker anticiperen op de daadwerkelijke zeespiegelstijging. Daarnaast houden we ook constant in de gaten of de gekozen strategie nog werkt, of dat we er een tandje bij moeten zetten of zelfs moeten overgaan op een andere aanpak.’
Door rivieren in te snoeren hebben we de veerkracht eruit gehaald.
Is dit een voorbeeld van de feminiene aanpak, een methode waar u vaker over spreekt?
‘De feminiene aanpak is vooral gericht op het vinden van balans. Al tijdens mijn studie in Enschede kwam ik in aanraking met de theorie van Geert Hofstede. Hij deed onderzoek naar het karakteriseren van landen aan de hand van een aantal indicatoren, waar onder masculien en feminien. Met deze twee termen wordt niet vrouwelijk of mannelijk bedoeld. Masculien is gericht op kracht, sterk zijn en ergens voor vechten. Feminien, daarentegen, gaat om het vinden van de balans in harmonie met elkaar.’
Hoe kunnen we het vinden van balans toepassen op de waterbouw?
‘Op het eerste gezicht lijkt er een tegenstelling te zijn tussen het toepassen van de harde ingenieurskennis en het oplossen van de problemen van de watersystemen met het natuurlijke ecosysteem zelf. Juist een feminiene aanpak is hiervoor geschikt, dus geen strijd tussen deze twee methoden, maar een balans. We moeten onze ingenieurskennis combineren met de werking van het natuurlijke watersysteem.’
Was de traditionele aanpak tot nu toe te masculien?
‘In de vorige eeuw hebben we de inrichting van ons land aangepast op grootschalige en intensieve landbouw. Zo werden rivieren ingesnoerd om meer land voor de landbouw beschikbaar te maken. Het vechten tegen het water is masculien. Rond de jaren negentig is het besef gekomen dat we hiermee de veerkracht uit ons systeem hebben gehaald. De eerste gevolgen van de klimaatverandering hebben ons hierop gewezen. Er is juist ruimte nodig voor de rivieren om extremen op te vangen. We kunnen niet alles oplossen met harde keringen. Als het nodig is heeft de rivier ook ruimte nodig waar het water heen kan. Let wel, we hebben ons land nu eenmaal zo ingericht dat we het water niet compleet de vrije loop kunnen laten. Dus we hebben de ingenieurs nodig om daar waar nodig ook delen land te beschermen. Daarom pleit ik voor de feminiene aanpak, waarbij het gaat om het vinden van het juiste evenwicht.’
Is dat ook wat u straks aan Deltares wilt nalaten?
‘Deltares staat er al goed voor. Maar natuurlijk heb ik een droom over wat ik in de volgende fase aan Deltares kan toevoegen. Ik hoop dat we aan het einde van mijn carrière wereldwijd worden erkend als het beste instituut dat op hoog niveau kan helpen met het mogelijk maken van leven in deltagebieden. In Nederland wil ik een instituut nalaten dat alles weet van de Nederlandse delta en ervoor zorgt dat mijn achterkleinkinderen hier nog steeds veilig en gezond kunnen wonen en werken in een mooie omgeving.’
Foto: Rutger Geerling
Nieuwsbrief
Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.