opinie

Het spoor is de sleutel voor duurzame mobiliteit in Nederland. Dit vraagt wel om structurele veranderingen, stelt mobiliteitsdeskundige Joris van Dijk van de Technische Universiteit Delft, die pleit voor een mobiliteitsdenktank vol jong talent. Van Dijk schreef dit stuk voor het treinongeluk van eerder deze week in Voorschoten. 
 

Elektrisch is ineens de oplossing. Of het nu gaat om fietsen, auto’s of vliegtuigen: de zoektocht naar duurzame mobiliteit lijkt te stoppen bij de laadpaal. Maar elektriciteit is pas duurzaam als deze ook duurzaam wordt opgewekt. Zolang de vraag groter is dan het aanbod, zijn fossiele brandstoffen nodig om te voorzien in de extra behoefte van ‘duurzame’ energie.

Nu is direct gebruik van elektriciteit duurzamer dan het tussentijds opslaan in batterijvorm. Dit creëert echter belemmeringen, aangezien de meeste voer­tuigen zijn geënt op autonomie. De grote uitzondering? De trein. 


Hoogste capaciteit

Laat dat nu net het voertuig zijn met de grootste capaciteit. Een enkele trein kan tot twaalfhonderd mensen zittend van stadscentrum naar stadscentrum vervoeren. De infrastructuur voorziet het materieel direct van de nodige energie.

Bijkomend voordeel is de mogelijkheid remenergie te her­gebruiken. Hier liggen enorme onbenutte kansen. Hergebruik is tenslotte nog duurzamer dan opwekken.


Vervoer van deur tot deur

Treinen remmen als ze een station binnenkomen. Daarbij geven ze energie af, precies op de locatie waar de gebruiker wisselt van vervoersmiddel.

Door kleine elektrische auto’s aan te bieden op stations (naar het voorbeeld van de ov-fiets) kan verlies van energie worden tegengegaan. Dit stimuleert treingebruik, faciliteert de door to door-­gedachte en verkort de afstand die we over de weg afleggen. 

Dat laatste draagt tevens bij aan het oplossen van het fileprobleem. We kunnen immers alles wel elektrisch maken, maar ook elektrische auto’s kunnen het wegennet verstoppen.


Trein als hoogwaardig alternatief

Het spoorsysteem als hoogwaardig alternatief voor massale verplaatsing klinkt logisch, maar er valt nog veel winst te behalen. De eindeloze reeks aan wissel- en seinstoringen, uitval van materieel, personeelstekorten, ICT-problemen: het valt allemaal nauwelijks te begrijpen voor een vervoersmiddel met een eigen infrastructuur op eigen grond, dat bovendien altijd overal voorrang heeft en centraal kan worden aangestuurd.

Veel uitdagingen voor het spoorsysteem zijn terug te leiden op een onnodig gegroeide vorm van complexiteit

Terug naar de kerntaken

Veel uitdagingen voor het spoorsysteem zijn terug te leiden op een onnodig gegroeide vorm van complexiteit. Die komt naar voren in operatie, techniek en regelgeving, maar ook bij de inzet van mensen en de achterliggende organisatiestructuren.

Geïntegreerde visie en aanpak lijken te ontbreken. Projectdenken, waarbij budget en verantwoordelijkheid worden gekoppeld aan een middel op korte termijn en niet aan een doel op lange termijn, is leidend geworden. 

De semipublieke spoorsector koopt met onvoldoende kennis in bij externe partijen en ziet zichzelf als reactieve tussenschakel, terwijl de oorspronkelijke kerntaken uitvoerend en sturend zouden moeten zijn.


Structurele verandering in denken

Dit maakt het robuuste spoor­systeem afhankelijker van derde, commercieel ge­dreven partijen. Investeringen en doorlooptijden zijn daardoor vaak niet onder controle;  externe financiële belangen zijn veelal bepalend. 

Door te navigeren vanuit het grotere geheel ontstaat ruimte voor sturing, afstemming en gerichte verbetering en maken we het gebruik (weer) leidend. NS, ProRail en politiek zouden hierin als verantwoordelijke partijen de leiding moeten nemen, geflankeerd door onafhankelijke kennisinstituten. Dit vraagt echter om een structurele verandering in zowel denken als handelen.


Betrouwbaar. beschikbaar, betaalbaar

Als gebruik leidend is, worden andere zaken secundair. Dit biedt een overzichtelijke basis, waarbij de uitdaging is om met minimale aanpassingen in de infrastructuur, de inzet van materieel, vrijgemaakte geldstromen, noodzakelijke regelgeving en het aantal beschikbare werknemers, een optimale puzzel te leggen.

Zaken zoals wat mensen precies doen, hoe treinen rijden, waar budget naar toe gaat en hoe beleid wordt ingezet, zijn stuk voor stuk faciliterend, en daarmee dus onder­geschikt aan de maatschappelijke vraag van verplaatsing via de daarvoor aangelegde spoorlijnen.

Succes komt vanuit betrouwbaarheid (robuust), beschikbaarheid (frequentie), betaalbaarheid (concurrentie), relevantie (reistijd) en gebruikservaring (comfort). Binnen deze parameters worden natuurlijke concessies gedaan. Een gelijkvloerse overstap wordt bijvoorbeeld breed geaccepteerd bij een aanzienlijk kortere reistijd en geringer uitvalpercentage.

Bij een lagere frequentie wordt punctualiteit belangrijker, maar ook dit moet worden opgezet vanuit het gebruik. Voor de reiziger is het belangrijker dat een trein op tijd aankomt, dan dat die op de seconde af op tijd vertrekt. Hier valt, met het afstemmen van aansluitingen en wachtende treinen vlak voor stations, nog veel te winnen, want zonder passagier is alleen de trein op tijd weg.


Publiek geld

Het spoorsysteem wordt betaald door de belasting­betaler en gebruikt door diezelfde belastingbetaler. Platgeslagen is er dus maar één enkele stakeholder. Aan het werken met publiek geld zit een verantwoordelijkheid. Dat gaat om transparantie in zinvol uitgaven­beleid, het creëren van continuïteit en het meebewegen met de veranderde vraag en wensen van de reiziger.

Waar decennia geleden een dienstregeling van twee keer per uur als luxe werd gezien, verplaatst de behoefte zich inmiddels richting een metro-achtig gestuurd model. Daarvoor is het spoor uitermate geschikt. De huidige opzet is echter te complex en fragiel. 

Waarom niet inzetten op een denktank van talentvolle studenten en recent afgestudeerden? 

Om de toekomst van duurzame mobiliteit in Neder­land te kunnen waarborgen, zijn mensen nodig die ongebonden, met een gepassioneerde drive en op bijna naïeve wijze werken aan helder geformuleerde focuspunten. 

Dit zijn eigenschappen die veelal beter aansluiten bij juniors dan seniors. Waarom niet inzetten op een (doe)denktank van talentvolle studenten en recent afgestudeerden? 


Draagvlak en bewustzijn

Door als probleemeigenaren over de projecten heen te durven denken en op bestuursniveau overkoepelende doelen te stellen, kan deze groep jonge professionals werken aan scenario’s die bijdragen aan een robuuster spoorsysteem als essentiële schakel in de mobiliteitsketen. 

Vanaf de zijlijn worden de juniors ondersteund door ruimdenkende seniors die continuïteit waarborgen, het scharnier vormen tussen creativiteit en haalbaarheid en draagvlak en bewustzijn creëren binnen de eigen organisatie. 

Herhalen wat we al jaren doen en afwachten tot het misgaat heeft geleid tot meer management, achteruitgang in kennis en kunde, hogere kosten, langere ­doorloop en minder perspectief. De potentie is groot, de noodzaak hoog en de problematiek overzichtelijk.

Een vernieuwende benadering is zo slecht nog niet. 


Tekst: Joris van Dijk, als mobiliteitsdeskundige verbonden aan de Technische Universiteit Delft en daarnaast werkzaam binnen ProRail en Railcenter
Foto: Depositphotos

 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.