Column

‘Voorsprong door techniek.’ Echt waar?, vraagt redacteur Jim Heirbaut zich af.

In Marseille is een man met zijn auto de haven in gereden. De chauffeur had blind de navigatie van zijn auto gevolgd. Zijn bolide ging kopje onder, maar gelukkig kon hij er ongedeerd uitklimmen. Volgens Franse media was het al de vijfde keer in korte tijd dat dit op deze plek gebeurde.

Ik weet niet hoe het met u is, maar ik vind zoiets, eh, best bijzonder. Wat bezielde deze man? Keek hij niet meer door zijn voorruit, naar waar hij zijn Peugootje heen stuurde? Voelde de stem van de navigatie dan zo dwingend dat hij maar stopte met zelf nadenken? En waar houdt dit op? Rijdt iemand straks zijn auto in de vangrail omdat de TomTom dat verordonneert? Of van een berghelling?

Begrijp me niet verkeerd; het navigatiesysteem van de Franse pechvogel moet geüpdatet worden als daar een foutje in zit. Maar laten we de elektronica niet de schuld geven. De kastjes van TomTom en Garmin en de software van Google Maps op onze telefoons maken autorijden prettiger, gemakkelijker en vooral veiliger.

We kunnen onze aandacht voor de volle honderd procent bij de weg houden, terwijl een vriendelijke stem ons op afslagen wijst en door drukke binnensteden loodst. Afgelopen januari reed ik nog tijdens spitsuur door Manhattan en ik moet er niet aan denken dat ik dit zonder navigatie had moeten doen.

Dus dat kastje op het dashboard praat met satellieten en weet tot op een paar meter nauwkeurig waar wij zijn? Nee, je houdt me voor de gek!

Dat ging vroeger wel anders. Op vakantie naar Frankrijk gingen we op pad met een grote wegenatlas van Michelin in het vakje van de deur. Zo’n dikke ringband met alle wegenkaarten van Europa. Daarop stippelde je van tevoren een route uit – soms letterlijk. Eerst zoveel kilometer snelweg zus en zo, dan afslag nummer zoveel, 23 kilometer over de 80-km-weg en dan nog twintig minuten over een bergweggetje om die pittoreske camping te bereiken.

Zolang je een bijrijder had, werkte dat prima. Die hield de kaart in de gaten en gaf instructies. Lastiger werd het als je in je eentje op pad ging. Je prentte dan de route zo goed en kwaad als het ging in je hoofd (‘A67, N14, D378’). Maar miste je een afslag, dan was het zaak een parkeerplaats te zoeken en de ringband weer open te slaan. Al improviserend terug naar het uitgestippelde spoor.

Je zou die chauffeur van eind vorige eeuw voor de grap eens mee moeten nemen naar het nu. Hij zou zijn ogen uitkijken. ‘Dus als ik het goed begrijp praat dat kastje op het dashboard met satellieten en weet het tot op een paar meter nauwkeurig waar wij zijn? Nee, je houdt me voor de gek!’

Zo ver zijn we dus gekomen dankzij de ingenieurs die de gps-satellieten bouwden en de programmeurs van TomTom en Google. Laten we dankbaar gebruik maken van de elektronische bijrijders die ons altijd vertellen waar we heen moeten, zelfs als we een keertje de afslag missen. Ik hoop alleen wel dat iedereen ook zelf een beetje blijft nadenken.
 

Deze column is ook verschenen in het aprilnummer van De Ingenieur.

Foto Robert Lagendijk.

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.