Columnist Marcel Möring staat stil bij het overlijden van Klaus Schulze, een van de pioniers van de elektronische muziek. 


Het nieuws van het overlijden van Klaus Schulze, pionier van de elektronische muziek, deed me mijn eerste synthesizer herinneren, hoewel dat een groot woord is voor de Casio VL-1 die ik in 1979 kocht voor tachtig gulden. Schulze’s weidse, pulserende muziektapijten kon je er niet mee leggen, maar aangesloten op de versterker en gemixed met het geluid uit de platenspeler stond ik in gedachten voor enorme concertzalen.

De VL-1 was het vuilnisbakkenras onder de synthesizers: monofoon, toetsen ter grootte van een kauwgummetje en een geluid dat dat van de gemiddelde deurbel nauwelijks overtrof. Dat weerhield Trio, een Duitse band, er niet van om een wereldwijde hit te scoren met Da Da Da, niets dan een paar Casio-noten, het blikkerige ingebouwde ritme en een zanger die, inderdaad, 'Da Da Da' bromde. Je kon muziek maken met dat Casiootje, maar dat zelfs de producent zo zijn twijfels had, bleek wel uit het feit dat de VL-1 ook dienst deed als rekenmachine. Niet dat ik ’m ooit zo heb gebruikt. Rekenen kon ik nog slechter dan synthesizer spelen.

Mijn exemplaar werd een jaar later vervangen door een groter polyfoonfamilielid: de SK-1. Niet dat ik veel aan polyfonie had. Mijn kennis van de akkoorden was nihil. Dat weerhield me er niet van om onder de invloed van pretsigaretjes mee te spelen met Joe Jackson op een goedkope gitaar, een tweedehands dwarsfluit of mijn amechtige synthesizer. Het was een vorm van veinzen: af en toe de juiste noot raken en ondertussen maar dromen van volle zalen die zich lieten meeslepen door mijn muziek. Alleen schaamte weerhield me van de luchtgitaar.

Ondertussen was de echte synthesizer de muziekwereld gaan beheersen. Dat kwam door de Prophet-5, de eerste programmeerbare polyfone analoge synthesizer, uitgevonden door de Amerikaanse ingenieur Dave Smith. Voor de Prophet bestonden synthesizers uit grote kasten met enorme hoeveelheden kabels en draaiknoppen. Een bepaald geluid werd gezocht door aan knoppen te draaien en poorten met elkaar te verbinden door die kabels. Wie niet precies noteerde wat hij had gedaan, zou een lang gezocht geluid nooit meer terugvinden.

 


De Prophet echter was niet alleen programmeerbaar, maar kon ook instellingen opslaan zodat ze gemakkelijk opnieuw konden worden opgeroepen. The sound of the eighties was geboren: Michael Jacksons Beat it, Valerie van Steve Winwood, I Can’t Go For That van Hall & Oates, Like A Virgin van Madonna. Zonder de Prophet was zelfs Radioheads Ok Computer niet geweest wat het is.

Na de Prophet vond Smith MIDI uit, een protocol waardoor digitale muziekinstrumenten met elkaar kunnen praten. Daarmee was de wereld van de popmuziek voorgoed veranderd. Misschien is het toepasselijk dat Smith een paar weken geleden overleed aan een hartaanval toen hij het ­Movement Electronic Music Festival in Detroit bijwoonde.

Ergens hier in een la ligt nog een MIDI-keyboard, ooit aangeschaft om mijn comateuze muzikale fantasieën weer tot leven te wekken. Aangesloten op een software synthesizer in de computer kun je er zoveel mee dat ik van de weeromstuit niet weet wat dat vele dan moet zijn. Ik denk op dat soort momenten wel eens aan Schulze, in een opname die de Duitse zender WDR in 1977 in Keulen maakte.

Het filmpje zwerft ergens rond op YouTube. In kleermakerszit, op een schapenvacht, gaat Schulze bijna geheel schuil achter een enorme batterij elektronica: Moogs, Polymoogs, Arps: drie muren van toetsenborden, draaiknoppen en kabels die hem zodanig insluiten dat de televisieploeg een grote spiegel boven hem heeft gehangen om nog iets van hem te kunnen zien.
 


Een paar klikjes met de muis en ik heb wat Schulze alleen kon bereiken door zich de posities van tientallen knoppen en kabels te herinneren. De oude analoge synthesizers uit de jaren zestig en zeventig zijn inmiddels bijna allemaal… nou ja… gesynthetiseerd en voor een grijpstuiver te koop. Een MIDI-keyboard van nog geen honderd euro verbonden met de computer en de hele elektronische muziekgeschiedenis ligt onder je onhandige vingers.

Maar ik weet niet of het gevoel hetzelfde is als toen ik in 1975 uit de bibliotheek in Assen kwam en eenmaal thuis de plaat op mijn goedkope plastic draaitafeltje legde en de eerste klanken van ­Schulze’s Timewind onderging en naar de herfstbladeren keek die buiten mijn slaapkamerraam voorbij waaiden. Maar dat is nostalgie en we weten hoe gevaarlijk dat is.


Beeld: Wikipedia/CC BY-SA 2.5

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.