In de energie-intensieve industrie is een aanzienlijke reductie van de uitstoot van CO2 mogelijk, aldus McKinsey-Nederland. Dat vereist wel flinke investeringen, in de orde van tientallen miljarden.

De energie-intensieve industrie wijst er vaak trots op dat zijn uitstoot van broeikasgassen van 1990 tot 2014 met 32 % is afgenomen. Maar dat betreft vooral de uitstoot van bijvoorbeeld methaan, gefluorideerde gassen en stikstofoxiden. Ondertussen is de energie-intensieve industrie in 2014 nog steeds verantwoordelijk voor 40 % van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. Er moet dus nog veel gebeuren om in 2050 een flinke CO2-reductie te bereiken, aldus McKinsey in zijn Energy Transition: mission (im)possible for industry.

Bij de energie-intensieve industrie gaat het vooral om chemische bedrijven, staalindustrie, raffinaderijen, brouwerijen, voedselverwerking en de tabaksindustrie. McKinsey gaat uit van een CO2-reductie van 60 % in 2040 ten opzichte van 1990 en 80 % in 2050. Hogere reductiepercentages (80 % of zelfs 95 %) zijn veel moeilijker te bereiken en duurder.


Zes opties

McKinsey noemt zes effectieve opties om de CO2-uitstoot van de industrie te reduceren: energie-efficiency, elektrificatie van de hitteproductie, biomassa als grondstof, hergebruik, andere manieren om staal te produceren en opslag van CO2.
 

 

In de energie-intensieve industrie zit tweederde van het energiegebruik in hogere procestemperaturen. De belangrijkste reductie (zo’n 50 %) is dan ook te bereiken door die temperaturen elektrisch te bereiken. Dat kan met warmtepompen die water van meer dan 100 °C leveren, en elektrische ovens. Beide moeten nog wel verder worden uitontwikkeld om ze op industriële schaal toe te kunnen passen. Elektrificatie heeft overigens alleen zin wanneer die elektriciteit duurzaam wordt opgewekt. Zo levert groene elektriciteit uiteindelijk de belangrijkste bijdrage aan de CO2-reductie van de energie-intensieve industrie.

 

Waterstof voor staal

Andere maatregelen die een flinke reductiebijdrage leveren zijn opslag van CO2 in de bodem, een andere manier van staal produceren en energiebesparing; samen zijn die goed voor zo’n 40 % van de boogde reductie. Een andere staalproductie-methode kan met elektrische vlamboogovens, opslag van CO2 gecombineerd met het Hisarna-proces (lees: ‘Tata kan verder met proef CO2-sparende ijzerproductie’) of staal maken met waterstof (lees: ‘Staalproductie zonder CO2-uitstoot’). Voor al die manieren zijn ingrijpende veranderingen van de bestaande installaties nodig. Bij energiebesparing is het meeste laaghangende fruit al geoogst, aldus McKinsey. Bovendien levert elektrificatie van hitte- en warmte nauwelijks efficiencywinst. Toch valt hier nog het nodige te doen.

Recycling en het gebruik van biomassa als grondstof leveren volgens de onderzoekers van McKinsey de minste bijdrage. Bij recycling denkt McKinsey vooral aan hergebruik van plastics, biomassa is vooral interessant van meer gespecialiseerde chemicaliën in plaats van bulkproductie met grote volumes.

Hieronder is te zien wat de zes opties opleveren in de verschillende sectoren van de energie-intensieve industrie.
 



Forse investeringen

De overgang naar een CO2-arme industrie vereist forse investeringen in de orde van 23 miljard euro tot 2040, oftewel een miljard per jaar. Of die zich terugverdienen hangt sterk af van toekomstige elektriciteitsprijzen en de prijs die aan CO2 wordt gekoppeld.

Gezien die impact van de maatregelen is het verstandig om nu alvast en masterplan te maken voor CO2-reducerende investeringen, ook in relatie tot de elektriciteitsproductie. Dat kan helpen om de energie-intensieve industrie ook in de toekomst concurrerend te houden. Tegelijkertijd is er veel onzeker.

Openingsfoto: staalfabriek met elektrische vlamboogovens. Foto Payton Chung.
 

Vond je dit een interessant artikel, abonneer je dan gratis op onze wekelijkse nieuwsbrief.